Hoofdstuk 8 Flashcards

1
Q

Kegeltjes/staafjes?

A

Kegeltjes kleuren zien, fijne perceptie, 3 soorten: blauw groen en rood
Mn rond de fovea (gele vlek)

Staafjes voor licht en donker zien, grijstinten, fotochemical is rhodopsine dat afgenroken wordt in het licht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Treisman’s kenmerkintegratie theorie

A

Elke waargenomen stimulus bestaat uit den aantal losse primitieve sensibele kenmerken .
Stap 1 deze kenmerken worden parallel, tegelijkertijd gedetecteert
Stap 2 deze kenmerken worden geintegreerd

Praktisch houdt dit in datnals er een dingetje heel erg afwijkt van het geheel dit gelijk opvalt, en als iets maar een beetje afwijkt dit langer duurt om gedetecteert te worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Gestalt psychologie

A

We nemen patronen en objecten als een geheel waar.

Gestalt= hele vorm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

6 principes van Gestalt groeperin

A
1 nabijheid
2 gelijkheid
3 afsluiting
4 juiste voortzetting
5 dezelfde beweging
6 juiste vorm
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Biederman herkenning-door-onderdelen theorie

A

Oppikken van verschillende kenmerken-> vaststellen van geons (3D componenten)-> objectherkenning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Visuele vorm agnosie

A

Zien dat er iets is en kunnen sommige kenmerken beschrijven, bv kleur, maar niet de vorm. Kunnen de vorm niet omschrijven of tekenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Visuele object agnosie

A

Kunnen de vorm van een object beschrijven en tekenen, maar het object niet benoemen.
Geen objectherkenning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

2 paden visuele verwerking

A

1 van occ kwab naar onderkant temp kwab
“Wat” object herkenning. “ bewust kijken, zien”Defect hier leidt tot agnosie

2 van occ kwab naar parietaal kwab
“ waar en hoe” onbewust kijken en handelen ernaar. Defect hier leidt ertoe dat object l kan worden herkend en benoemd, maar niet gepakt of ontweken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Parallax

A

Schijnbare verandering in een object of scene die optreedt wanneer het vanuit een ander zichtspunt wordt bekeken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke golflengte licht kunnen we waarnemen?

A

400-700nM
Daaronder UV Xray gammaray
Daarboven infrarood radar radiogolven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Trichromatische theorie van kleurenzien (Helmholtz)

A

We hebben 3 types receptoren, elk het meest responsive op licht van een bep golflengte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Opponent-proces theorie van kleurenzien

A
Afgeleid van de wet van de complementairheid.
Fysiologische units (ie kegeletjes) worden in tegengestelde manieren aangedaan (exitatie of inhibitie)door complementaire golflengtes
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Top-down processen

A

Gehelen beinvloeden onze perceptie van gedeeltes door onbewuste gevolgtrekking.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Dieptezien binoculair en monoculair

A

Binoculaire ongelijkheid door de oogafstand. (Stereopsis)
Monoculair:
Bewegingsparralax
1 bedekking
2 relatieve beeldgrootte voor bekende objecten
3 lineair perspectief
4 texture gradient
5 relatieve positie tov de horizon
6 verschillende belichting van oppervlakte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Mc Gurk effect

A

Visueel dominantie effect

Je meent te zien wat er gezegd wordt, terwijl er iets anders gezegd wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly