6e jaar: unite 1 voc Flashcards

1
Q

een zielsverwant

A

une âme soeur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

een walvis

A

une baleine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

een (televisie)zender

A

une chaine (de télé)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

een onderzoeker

A

un chercheur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

een doel, doelpubliek

A

une cible

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

een gemoedstoestand

A

un état d’âme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

een internetgebruiker, een surfer

A

un internaute

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

de sluiting

A

la fermeture

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

een generiek

A

un générique

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

het model-zijn

A

la mannequinat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

het nieuws

A

les nouvelles (f)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

een aprilvis

A

un poisson d’avril

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

een pretendent

A

un prétendant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

het toezicht

A

la surveillance

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

verslaafd (aan)

A

accro à

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

ontgoocheld

A

déçu, déçue

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

schiftings-, die verwijderingen/uitvallen tot gevolg heeft

A

éliminatoire

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

gefrustreerd

A

frustré, frustrée

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

vocaal

A

vocal, vocale

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

het hiernamaals

A

l’au dela

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

een bres

A

une brèche

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

een waterval

A

une chute d’eau

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

de overledene

A

la défunt, la défunte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

een eekhoorn

A

un écureuil

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
een mummie
une momie
26
een poot
une patte
27
de borstwering
le parapet
28
een bruggetje, een voetgangersbrug
une passerelle
29
een sokkel
un présentoir
30
een trilling
une vibration
31
de leegte (de diepte)
le vide
32
een nerts
un vison
33
een vergaarsbak
un réceptacle
34
van een hond
canin, canine
35
betoverd
hanté, hantée
36
onwaarschijnlijk
improbable
37
ongelovig
incrédule
38
ongelofelijk
incroyable
39
onverklaarbaar
inexplicable
40
onverklaard
inexpliqué, inexpliquée
41
ongewoon
inhabituel, inhabituelle
42
onzichtbaar
invisible
43
boos, noodlottig
maléfique
44
vredig
paisible
45
plots
subit, subite
46
bijgenaamd
surnommé, surnommée
47
vlot
allègrement
48
zich opstapelen
s'amonceler
49
aantrekken
attirer
50
ontdekken
déceler
51
zich afspelen
se dérouler
52
verpletteren
écraser
53
afschrikken
effrayer
54
in de pers brengen
médiatiser
55
waarnemen
percevoir
56
voorstellen
représenter
57
ondergaan
subir
58
hangen over
surplomber
59
overleven
survivre
60
zelfmoord plegen
se suicider
61
in
au sein de
62
een geur verspreiden
dégager une odeur
63
op slag dood
mort sur le coup
64
blindelings
à l'aveugle
65
door
à travers
66
gelijktijdig
simultanément
67
tegenover elkaar komen te staan
s'affronter
68
houden, in bezit hebben
détenir
69
verspreiden
diffuser
70
uit elkaar voortvloeien, na elkaar komen
s'enchaîner
71
opnemen
enregister
72
uitdoen, doven
éteindre
73
zich voeden (met)
se nourrir (de)
74
missen
rater
75
peilen, onder de loep nemen
scruter
76
surfen
surfer
77
depressief worden, wegzinken in een depressie
sombrer dans la dépression
78
een bestuurder, een beheerder
un administrateur
79
een hoofdband
un bandeau
80
een boudoir
le boudoir
81
de buit
le butin
82
de inbreker
le cambrioleur
83
een ruit
un carreau
84
de omstandigheden
les circonstances
85
een halsketting
un collier
86
een verklaring
une déclaration
87
een bediende
un/une domestique
88
woning/woonplaats
le domicile
89
een smaragd
une émeraude
90
de echtgenoten
les époux
91
een werkgever
un employeur
92
een touwtje
une ficelle
93
een zoektocht, het fouilleren
une fouille
94
een sjaaltje
un foulard
95
de misdadiger
le malfaiteur
96
een koffertje, een aktetas
une mallette
97
een tegenspoed
une mésaventure
98
een voorbijganger
un passant
99
een kluwen
une pelote
100
een parel
une perle
101
een voorzorgsmaatregel
une précaution
102
een robijn
un rubis
103
een schat
un trésor
104
gewapend
armé, armée
105
sluw, slim, handig
astucieux, astucieuse
106
gebroken
brisé, brisée
107
echtelijk
conjugal, conjugale
108
zomers
estival, estivale
109
pijnlijk, jammer, jammerlijk
fâcheux, fâcheuse
110
grijzend
grisonnant, grisonnante
111
gewoon om
habitué à, habituée à
112
weelderig
somptueux, somptueuse
113
haastig
précipitamment
114
waarschuwen
alerter
115
uistrekken
allonger
116
(uit)trekken, losrukken
arracher
117
bestoken met, aanvallen
assaillir (de)
118
knevelen
bâillonner
119
stamelen
balbutier
120
bevrijden
délivrer
121
tonen
désigner
122
verwoesten
dévaster
123
verbergen
dissimuler
124
zich meester van maken
s'emparer de
125
binnendringen
s'introduire dans
126
boeien, vastbinden
ligoter
127
inhaken
raccrocher
128
zich begeven naar
se rendre à
129
verblijven
résider
130
toegang hebben tot
avoir accès à
131
tijdens
durant
132
bovendien
de surcroît
133
halfweg de neus
mi-nez
134
klacht indienen
porter plainte