zomer frans 2024 Flashcards
(206 cards)
1
Q
tederheid
A
la tendresse
2
Q
narcisme
A
la narcissisme
3
Q
ouderlijk liefde
A
l’amour paternel
4
Q
solidariteit
A
la solidarité
5
Q
passie
A
la passion
6
Q
pesterij
A
le harcèlement
7
Q
antipathisch
A
l’antipathi
8
Q
eenzaamheid
A
la solitude
9
Q
een ruzie
A
une dispute
10
Q
volleybal
A
le volley de la plage
11
Q
een luikse koffie
A
un café légeouis
12
Q
een horloge
A
une montre-bracelet
13
Q
conserveerblikken
A
des boîtes de conserves
14
Q
plastische chirurgie
A
la chirurgie plastique
15
Q
delen
A
compartir
16
Q
verwoesten
A
dévaster
17
Q
bevoorraden
A
ravitailler
18
Q
beslissen
A
décider
19
Q
herkennen
A
reconnaitre
20
Q
conserveren
A
conserver
21
Q
verspreiden
A
propager
22
Q
erven
A
hériter
23
Q
een omvang
A
une ampleur
24
Q
een anekdote
A
une anecdote
25
een overzicht
un aperçu
25
een slagveld
un champ de bataille
26
een strijder/frontsoldaat
un combatant
27
een herdenking
une commémoration
28
het bewaren
la conservation
29
een ineenstorting
une débâcle
30
een methode/benaderingswijze
une démarche
31
een gemeenschappelijk kenmerk
un dénominateur commun
32
een winst
un gain
33
een krijger/strijder
un guerrier
34
een erfenis
un héritage
35
een eerbewijs
un hommage
36
de menselijkheid
l'humanité
37
het onuitsprekelijk/ onzegbare
l'indicible
38
de onzin/nonsens
le non-sens
39
het vaderland
la patrie
40
een freelance journaliste
un pigiste
41
een soldaat
un poilu
42
een verwant
un proche
43
een verspreiding
une propagation
44
een verslaggever
un reporter
45
een onderdaan/staatsburger
un ressortissant
46
het lot
le sort
47
het overleven
la survie
48
een getuige
un témoin
49
de ijdelheid
la vanité
50
gruwelijk/wreed
atroce
51
bewust
conscient(e)
52
beslissend
décisif/-ve
53
verwoestend
dévastateur/dévastatrice
54
noodzakelijk
incontournable
55
moordend
meurtrier/meurtrière
56
oog-
oculaire
57
wraakzuchtig
revanchard(e)
58
bloederig
sanglant(e)
59
solidair
solidaire
60
oppervlakkig
superficiel(le)
61
venijnig/kwaadaardig
virulent(e)
62
evenveel als
autant que
63
op dat ogenblik
à ce moment-là
64
wanhopig
désespérément
65
ondanks
magré
66
temmen
apprivoiser
67
overtuigen
convaincre
68
in de war brengen
déranger
69
zich engageren
s'engager
70
oprichten
ériger
71
bevorderen
favoriser
72
remmen/tegenhoude/belemmeren
freiner
73
eren
honorer
74
onsterfelijk maken
immortaliser
75
beïnvloeden
influencer
76
tussenbeide komen
intervenir
77
vermaken
léguer
78
zijn toevlucht nemen/ overgaan tot
recourir à
79
iemand opbeuren
remonter (le moral)
80
oplossen
résoudre
81
binnen handbereik hebben
avoir à portée de main
82
de afstand bewaren
garder ses distances
83
op de eerste plaats zetten
mettre au premier plan
84
oproepen tot hulp
mobiliser l'aide
85
een vriendschap
une amicé
86
liefde op het eerste gezicht
avoir le coup de foudre
87
een affectie
une affectioner
- affectuex
- affectioner
88
een bewondering
une admiration
- admiratif
- admirer
89
de seductie
la séduction
- séduisant
- séduire
90
hechten (aan iemand)
s'attacher
- un attachement
- attachant
91
de vriendelijkheid
la sympathie
- sympathique
- sympathiser
92
genieten
(se) plaire
- un plaisir
- plaisante
93
afkeer/haat
la haine
- haiineux
94
synoniem: afkeer
l'aversion, dégout, détester
95
vijandigheid
l'animosité
96
afgunst
le ressentiment
97
een minachting
un mépris
- méprisant(e)
- mépriser
98
wrok
la rancune
- rancuneux
99
jaloezie
la jalousie
- jaloux
100
bitterheid
l'amertume
101
synoniem: vijandigheid
la hostiliter
102
onvriendelijk
déplaissant(e)
103
de onverschilligheid
l'indifference
104
een aantrekkingskracht
une attirance
105
een voordeel
un avantage
106
een bondgenoot/een medeplichtige
un complice
107
een teleurstelling
une déception
108
het versieren
la drague
109
een beproeving
une épreuve
110
de opwinding
l'excitation
111
een pesterij
un harcélement
112
een held
un héros
113
de schaamte
la honte
114
de levensvreugde
la joie de vivre
115
een dagboek
un journal intime
116
een leugen
un mensonge
117
een humpmiddel/ een werktuig
un outil
118
een held
un héros
119
een valstrik
un piège
120
een ontmoeting
une rencontre
121
een netwerk
un réseau
122
cool, 'in'
branché
123
uitnodigend, vriendelijk
engangeant(e)
124
zonnig
ensoleillé(e)
125
intimiderend
intimidant(e)
126
stoffig
poussiéreux (-se)
127
wantrouwig
méfiant(e)
128
in de omgekeerde richting
à l'envers
129
enerzijds, anderzijds
d'une part, d'autre part
130
zwaar
grièvement
131
onbetwistbaar/ontegenzeggelijk
indéniablement
132
verwerven
acquérir
133
van streek brengen
bouleverser
134
uitschakelen
débrancher
135
demoniseren/ de duivel afschilderen
diaboliser
136
versieren
draguer
137
geruststellen
rassurer
138
verraden
trahir
139
bedriegen, vals spelen
tricher
140
anoniem handelen
agir dans l'anonymat
141
een wapen op iemand richten
braquer une arme sure quelqu'un
142
populair zijn
avoir la cote
143
het hart breken
briser le coeur
144
een verwante ziel vinden
trouver l'âme soeur
145
ontbreken
faire défaut
146
zijn eerste stappen zetten
faire ses premiers pas
147
geloven dat zijn laatse uur geslagen heeft
croire sa dernière heure arrivée
148
zonder iets kunnen
se passer de s'en passer
149
de interesse verliezen
perdre l'intérêt
150
topklasse
haut de gamme
151
toepassen
appliquer
152
een getuigschrift
une attestation
153
een naturalisatieaanvraag
une candidature à la nationalité
154
een gemeenschap
une communauté
155
een (aan)vraag
une demande
156
een gesprek
un entretien
157
een bloei/groei/ontwikkeling
un essor
158
de uitsluiting
l'exclusion
159
een ambtenaar
un fonctionnaire
160
een materiaal/grondstof
un matériau
161
gesloten
clos(e)
162
eigentijds
contemporain(e)
163
groeiend
croissant(e)
164
voor privégebruik
privatif (-ve)
165
relatief/betreffend
relatif (-ve) à
166
woon-
résidentiel(le)
167
beveiligd
sécurisé(e)
168
stedelijk
urbain(e)
169
jaarlijks
annuellement
170
verkrijgen
acquérirer
171
onderscheiden
distinguer
172
met zich meebrengen
entraîner
173
beheersen
maîtriser
174
nastreven
poursuivre
175
verzamelen/samenkomen
(s') assembler
176
in het hart(je) van
au coeur de
177
halverwege tussen
à mi-chemin
178
van kracht zijn/worden
être en viguer
179
doen gelden
mettre en jeu
180
deelnemen aan
prendre part à
181
een verpleger
une aide-soignante
182
deur op slot doen
fermer à clé
183
een studenten kamer
un chambre d'étudiant
184
verhuizen
déménager
185
appartement delen
appartager
186
huren
louer
187
de huur
le loyer
188
een medehuurder
un locataire
189
het samenwonen
la cohabitation
190
het gezamenlijk huren
la colocation
191
een levenspartner
un compagnon
192
een conflict
un conflit
193
kosten (maandelijks)
un coût (mensuel)
194
een mogelijkheid/faciliteit
une facilité
195
een woning/verblijf
une habitation
196
een kot
un kot
197
het verhuren
la location
198
een huisvesting
un logem
199
een kangoeroewoning
une maison kangourou
200
een eigendom
une propriété
201
een residentiele wijk
un quartier résidentiel
202
begrijpend
compréhensif (-ve)
203
toegeeflijk
indulgent
204
geruststellend
rassurant(e)
205
eengezins
unifamilial(e)