EXAMENS Flashcards

(157 cards)

1
Q

parkeren

A

stationner

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

een parkeerschijf

A

un disque de stationnement

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

een ondergrondse parking

A

un parking souterrain

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

een parkeermeter

A

un parc(o)mètre

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

het rijbewijs

A

le permis de conduire

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

de veiligheidsgordel

A

la ceinture de de sécurité

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

het verkeersbord/wegwijzer

A

le panneau indicateur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

de vertegenwoordiger van het wet

A

le représentant de la loi

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

de kant/rand van de weg

A

le bord de la chaussée

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

het intrekken van het rijbewijs

A

le retrait du permis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

de noodlichten

A

les feux de détresse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

links voorbijsteken

A

dépasser par la gauche

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

de verkeersregels respecteren

A

respecter le code de la route

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

een bloedafname

A

subir une pris de sang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

een boete opleggen

A

infliger une amende

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

de wegen onderhouden

A

entretenir les routes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

een aanrijdingsformulier invullenn

A

remplir un constat amiable

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

de lichten aansteken

A

allumer les feux

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

een verkeeropstopping

A

un embouteiillage/ un bouchon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

een omweg

A

un détour

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

een omleiding

A

une déviation

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

een bocht

A

un virage

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

een overtreding

A

une infraction a la loi/ a la code de la route

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

de benzine

A

l’essence/ le carburant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
versnellen
accélérer
26
vertragen
ralentir
27
een boete
une amende
28
een fietspad
une piste cyclable
29
een bestuurder
un conducteur/ un chauffeur
30
het voetpad
le trottoir / le sentier piétonnier
31
een wegwijzer
un poteau indicateur/ un panneau indicateur
32
een bumper
un pare-chocs
33
een koplamp
un phare
34
de voorruit
le pare-brise
35
de ruitenwisser
un essuie-glace
36
een wiel
une roue
37
een band
un pneu
38
een portier
une portiére
39
een slot
une serrure
40
een achteruitkijkspiegel
un rétroviseur
41
de koffer(bak)
le coffre
42
het stuur
le volant
43
de nummerplaat
la plaque d'immatriculation
44
een richtingaanwijzer
un clignotant
45
de motorkap
le capot
46
de achterruit
la vitre arrière
47
het gaspedaal
la pédale d'accélérateur
48
de rem
le frein
49
bord 1
priorité a droite
50
bord 10
cédez la passage
51
bord 11
arrrêt obligatoire
52
bord 21
route prioritaire
53
bord 2
virage à gauche
54
bord 9
chaussée rétrécie
55
bord 12
succession de virages
56
bord 19
dos d’âne
57
bord 20
chaussée glissante
58
bord 22
danger
59
bord 23
passage pour piétons
60
bord 24
passage pour cyclistes
61
bord 3
dépassement interdit
62
bord 8
circulation interdite
63
bord 13
interdiction de tourner à droite
64
bord 18
interdiction de faire demi-tour
65
bord 25
interdit aux piétons
66
bord 4
obligation d’aller tout droit
67
bord 7
piste cyclable
68
bord 14
voie piétonnière
69
bord 17
obligation de tourner à droite
70
bord 5
hôpital
71
bord 6
arrêt d’autobus
72
bord 15
parc de stationnement payant
73
bord 16
impasse
74
bord 26
surélévation de chaussée
75
bord 27
poste d’appel d’urgence
76
synoniem: mourir
perdre
77
synoniem: la vie
périr
78
synoniem; un chauffeur
un conducteur
79
synoniem: un camion
un poids lourds
80
synoniem: avoir lieu
survenir
81
synoniem: perdre le contrôle de
perdre le matrîse de
82
synoniem; heurter violemment
percuter
83
een stopplaats
une aire
84
een wegbijstand
une assistance routière
85
een pechtstrook
une bande d'arrêt d'urgence
86
een praatpaal
une borne d'appel d'urgence
87
een kijkfille
un bouchon de curiosité
88
een oprit
une bretelle d'accès
89
een afrit
une bretelle de sortie
90
een parkeerticket
un billet de stationnement
91
een kruispunt
un carrefour
92
een botsing
une collision, un carambolage
93
een omweg
un détour
94
een automaat
un distributeur
95
een blaastest
un éthylotest
96
de knipperlichten
les feux clignotants
97
de waarschuwingslichten
les feux de détresse
98
een fluohesje
un gilet de sécurité
99
een loket
un guichet
100
en vangrail
une glissière de sécurité
101
een zwaailicht
un gyrophare
102
het spitsuur
l'heure de pointe
103
een volle lijn
une ligne continue
104
een zebrapad
un passage piéton
105
een benzinepomp
une pompe à essence
106
een verkeersdrempel
un ralentisseur
107
een bewoner
un riverain
108
een rondpunt
un rond-point
109
een takeldienst
un service de dépannage
110
het parkeren
le stationnement
111
een weggebruiker
un usager de la route
112
een viaduct
un viaduc
113
een bocht
un virage
114
een rijstrook
une voie
115
druk
dense
116
vlot, vloeiend
fluide
117
zwaargekwetst
grièvement blessé
118
ongedeerd
indemne
119
verstoord
perturbé
120
weg-, wegen-
routier, routière
121
inhalen
doubler
122
voltanken
faire le plein
123
door het rode licht rijden
brûler un feu rouge
124
beboeten
infliger une amende
125
rechtsomkeer maken
faire demi-tour
126
snelheid matigen
lever le pied
127
met de auto rijden
prendre le volant
128
in tegenrichting rijden
rouler à contresens
129
autopech hebben
tomber en panne
130
liefhebber
un amateur
131
het ambacht
l'artisanat
132
de voorsteden, randgemeenten
le banlieue
133
stadsbewoner, stedeling
un citadin
134
een bezienswaardigheid
une curiosité
135
een ontdekking
une découverte
136
een bestemming
une destination
137
een klif, steile kust
une falaise
138
het nietsdoen
le farniente
139
een lekkernij, snoepgoed
une gourmandise
140
een feestdag
un jour férié
141
een meer
un lac
142
het erfgoed
le patrimoine
143
een landschap
un paysage
144
een uitkijkpunt
un point de vue
145
en streekproduct
un produit de terroir
146
een trektocht, een wandeling
une randonnée
147
een naturreservaat
une réserve
148
een smaak
un saveur
149
een verblijf
un séjour
150
een aroma
une senteur
151
een pad
un sentier
152
een bergtop
un sommet
153
dor, droog
aride
154
aantrekkelijk
attrayant, attrayante
155
bewegwijzerd
balisé, balisée
156
zomer
estival, estivale
157
helder
limpide