VOC: unité 3 (zomer 6e jaar) Flashcards

(112 cards)

1
Q

een omvang

A

une ampleur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

een anekdote

A

une anecdote

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

een overzicht

A

une aperçu

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

een slagveld

A

un champ de bataille

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

een strijder/frontsoldaat

A

un combattant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

een herdenking

A

une commémoration

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

het bewaren

A

la conservation

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

een ineenstorting/ondergang

A

une débâcle

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

een methode/benaderingswijze

A

une démarche

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

een (tijds)winst

A

un gain (de temps)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

een gemeenschappelijk kerk

A

un dénominateur commun

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

een krijger/strijder

A

un guerrier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

een erfenis

A

un héritage

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

een hulde/eerbewijs

A

un hommage

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

de menselijkheid

A

l’humanité

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

het onuitsprekelijke/onzegbare

A

l’indicible

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

de onzin, het wartaal, nonsens

A

le non-sens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

het vaderland

A

la patrie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

een freelance journalist

A

un pigiste

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

een soldaat (van de Fransen)

A

un poilu

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

een verwant

A

un proche

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

een verspreiding

A

une propagation

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

een (oorlogs)verslaggever, reporter

A

un reporter (de guerre)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

een onderdaan, staatsburger

A

un ressortissant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
het lot
le sort
26
het overleven
la survie
27
een getuige
un témoin
28
de ijdelheid, zelfingenomenheid, verwaandheid
la vanité
29
gruwelijk/wreed
atroce
30
bewust
conscient(e)
31
beslissend, doorslaggevend
décisif(ve)
32
verwoestend
dévastateur/dévastatrice
33
noodzakelijk
incontournables
34
moordend
meurtrier/meurtrière
35
oog-
oculaire
36
dankbaar/erkentelijk
reconnaissant(e)
37
wraakzuchtig
revanchard(e)
38
bloederig
sanglant(e)
39
solidair
solidaire
40
oppervlakkig
superficiel(le)
41
evenveel als
autant que
42
op dat ogenblik
à ce moment-là
43
wanhopig
désespérément
44
ondanks
malgré
45
temmen
apprivoiser
46
overtuigen
convaincre
47
in de war bengen, door elkaar schudden, lastig vallen
déranger
48
zich engageren
s'engager
49
oprichten
ériger
50
bevorderen
favoriser
51
afremmen, tegenhouden, belemmeren
freiner
52
eren
honorer
53
onsterfelijk maken, vereeuwigen
immortaliser
54
beïnvloeden
influencer
55
tussenbeide komen
intervenir
56
nalaten, vermaken
léguer (à)
57
bevoorraden
ravitailler
58
zijn toevlucht nemen tot, overgaan tot
recourir à
59
iemand opbeuren
remonter (le moral)
60
oplossen
résoudre
61
binnen handbereik hebben
avoir à portée de (la) main
62
de afstand bewaren
garder ses distances
63
op de eerste plaats zetten
mettre au premier plan
64
oproepen tot hulp, hulp op gang brengen
mobiliser l'aide
65
een hoge vlucht nemen
prendre son essor
66
een aantrekkingskracht
une attirance
67
een voordeel
un avantage
68
een bondgenoot, een medeplichtige
un complice
69
een teleurstelling
une déception
70
het versieren
la drague
71
een beproeving
une épreuve
72
de opwinding
l'excitation
73
een pesterij
un harcèlement
74
een held
un héros
75
de schaamte
la honte
76
de levensvreugde
la joie de vivre
77
een dagboek
un journal intime
78
een leugen
un mensonge
79
een hulpmiddel, werktuig
un outil
80
een valstrik
un piège
81
de wrok
la rancune
82
een ontmoeting
une rencontre
83
een netwerk
un réseau
84
cool, 'in'
branché(é)
85
vriendelijk, uitnodigend
engangeant(e)
86
zonnig
ensoleillé(e)
87
intimiderend
intimidant(e)
88
stoffig
poussiéreux (se)
89
wantrouwig
méfiant(e)
90
in de omgekeerde richting
à l'envers
91
enerzijds, anderzijds
d'une part/ d'autre part
92
zwaar(gewond)
grièvement (blessé(e))
93
onbetwistbaar
indéniablement
94
met als voorwendsel dat
sous prétexte que/de
95
verwerven
acquérir
96
van streek brengen, diep treffen
bouleverser
97
uitschakelen
débrancher
98
demoniseren, als duivel afschilderen
diaboliser
99
versieren
draguer
100
geruststellen
rassurer
101
verraden
trahir
102
bedriegen, vals spelen
tricher
103
anoniem handelen
agir dans l'anonymat
104
een wapen op iemand richten
braquer une arme sur quelqu'un
105
populair zijn, goed aangeschreven zijn
avoir la cote
106
het hart breken
briser le coeur
107
een verwante ziel vinden
trouver l'âme soeur
108
ontbreken
faire défaut
109
zijn eerste stappen zetten
faire ses premiers pas
110
geloven dat zijn laatste uur geslagen heeft
croire sa dernière heure arrivée
111
zonder iets kunnen
se passer de s'en passer
112
de interesse verliezen
prendre l'intérét