7.3, 7.4 begrippen Flashcards

(30 cards)

1
Q

zenuwstelsel

A

communicatienetwerk dat alle delen van het lichaam met elkaar verbindt en dat je op grond van de bouw kunt indelen in het centrale zenuwstelsel en het perifere zenuwstelsel; op grond van de functie kun je het indelen in het animale en autonome (of vegetatieve) zenuwstelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

centrale zenuwstelsel

A

bestaat uit de grote hersenen, de kleine hersenen, de hersenstam en het ruggenmerg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

perifere zenuwstelsel

A

bestaat uit zenuwen die alle delen van het lichaam verbinden met het centrale zenuwstelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

animale zenuwstelsel

A

deel van het zenuwstelsel dat vooral de bewuste reacties en de houding en beweging van het lichaam regelt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

autonome zenuwstelsel

A

deel van het zenuwstelsel dat vooral de werking van inwendige organen regelt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

prikkels

A

invloeden uit het milieu op een organisme waardoor in zintuigcellen impulsen ontstaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

impulsen

A

soort elektrische signalen die zenuwcellen kunnen ontvangen, geleiden en doorgeven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

signaalverwerking

A

systeem waardoor het opvangen van prikkels uit de omgeving en het tot stand komen van gedrag mogelijk is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

receptoren

A

zintuigcellen die prikkels uit het milieu opvangen en omzetten in impulsen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

neuronen (zenuwcellen)

A

zenuwcellen; geleiden impulsen en geven neurotransmitters af

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

neurotransmitters

A

signaalmoleculen die neuronen afgeven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

myelineschede

A

ligt om (veel) axonen heen; bestaat uit gliacellen (cellen van Schwann)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

cellen van Schwann

A

gliacellen die veel axonen omgeven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

cell junction

A

verbinding tussen cellen in meercellige organismen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

synapsen

A

contactplaatsen waar een impuls van de ene cel naar de andere cel kan worden doorgegeven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

sensorische neuronen

A

neuronen die impulsen geleiden van zintuigcellen (receptoren) naar het centrale zenuwstelsel

17
Q

schakelneuronen

A

neuronen die impulsen geleiden binnen het centrale zenuwstelsel

18
Q

motorische neuronen

A

neuronen die impulsen geleiden van het centrale zenuwstelsel naar spieren en klieren

19
Q

zenuwen

A

hierin liggen uitlopers van sensorische en motorische neuronen bij elkaar

20
Q

hersenschors

A

buitenste, grijze (sterk geplooide) gedeelte van de grote en de kleine hersenen

21
Q

grijze stof

A

hierin bevinden zich de cellichamen van schakelneuronen

22
Q

hersenstam

A

gedeelte tussen de grote hersenen en het ruggenmerg dat impulsen van de grote en kleine hersenen naar het ruggenmerg geleidt en omgekeerd

22
Q

grote hersenen

A

deel van het centrale zenuwstelsel waar je je bewust wordt van de waarnemingen die je doet en waar de impulsen om spieren aan te sturen voor bewuste bewegingen ontstaan

23
Q

witte stof

A

hierin bevinden zich de axonen van schakelneuronen

24
kleine hersenen
coördineren alle bewegingen van het lichaam
25
centra in de hersenschors
gebieden waaruit de hersenschors in de grote hersenen bestaat; van een aantal centra in de hersenschors is de functie bekend
26
ruggenmerg
deel van het centrale zenuwstelsel dat bij gewervelden goed beschermd ligt in het wervelkanaal, dat wordt gevormd door gaten in de op elkaar liggende wervels
27
reflexboog
weg die impulsen bij een reflex afleggen
28
28
orthosympatische zenuwstelsel
deel van het autonome (of vegetatieve) zenuwstelsel dat organen zodanig beïnvloedt dat het lichaam activiteiten kan verrichten waar energie voor nodig is