H3 - attitude en werktevredenheid Flashcards

1
Q

attitude

A
  • is een houding, gedachte die je hebt tegenover dingen, mensen, bepaald gedrag of gebeurtenissen, en die gedachte roept een gevoel op
  • overal hebben we een mening over
  • vaak bepaalt de mening onze houding en vaak (niet altijd) ook ons gedrag
  • meningen kunnen veranderen (bv nieuwe informatie van betrouwbare bron)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

componenten van attitudes

A
  • cognitie (kennis bv. ik word slecht betaald)
  • affect (gevoel dat het oproept, ik ben kwaad (positief, negatief of neutraal)
  • gedrag (intentie om je te gedragen op bepaalde manier, bv. ik ga ander werk zoeken
  • de componenten hangen nauw samen.
  • met name cognitie en gedrag zijn niet los van elkaar te zien
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

cognitieve dissonantie

A
  • verwijst naar elke mogelijke inconsistentie die een individu kan waarnemen tussen 2 of meer attitudes en tussen gedrag en attitudes
  • bv Japanse auto’s zijn niets al jaren roepen, dan Toyota kopen en zeggen eigenlijk zijn ze zo slecht nog niet. Achteraf dus matchen met met de doet.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

we streven naar consistentie in attitudes en tussen gedrag en attitudes, dit doen we door

A
  • veranderen van attitudes
  • veranderen van gedrag
  • verschil tussen attitude en gedrag te rationaliseren

geen consistentie leidt tot innerlijke spanning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wanneer doen we iets aan de dissonantie, hangt af van factoren

A
  • belang van de attitudes die dissonantie veroorzaken (is het niet belangrijk dan laat maar)
  • invloed die je over de elementen denkt te hebben (als je denkt dat je iets eraan kan doen, dan probeer je het eerder)
  • beloning van dissonantie (iedereen doet hetzelfde dus ik mag dat ook)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

moderatorvariabelen

A
  • sommige factoren kunnen relatie attitude en gedrag versterken of verzwakken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

krachtigste onderdrukkers (of versterkers) van verband tussen attitude en gedrag zijn:

A
  • het belang van de attitude (sterk belang, sterk verband)
  • mate van specifiteit (hoe concreter, hoe meer verband)
  • toegankelijkheid van de attitude (gemakkelijker onthouden, dan meer verband)
  • aanwezigheid van sociale druk (ze zullen eerder verschillen als de druk hoog is, staken meedoen maar er niet achterstaan)
  • directe ervaring met de attitude (zelf ervaring ermee dan meer verband)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

werkgerelateerde attitudes

A

de positieve en negatieve oordelen die werknemers hebben over verschillende aspecten van hun werkomgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

5 belangrijkste werkattitudes

A
  • werktevredenheid
  • werkbetrokkenheid
  • organisatiebinding
  • waargenomen steun van de organisatie (WSO)
  • bevlogenheid van de werknemer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

werktevredenheid

werkattitude

A
  • een positief gevoel over het werk op basis van een beoordeling van de kenmerken ervan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

werkbetrokkenheid

werkattitude

A
  • omvat enerzijds de mate waarin iemand zich psychologisch identificeert met zijn werk
  • anderzijds gaat het om het prestatieniveau dat de werknemer wenselijk vindt voor zijn gevoel van eigenwaarde
  • hangt samen met empowerment
  • hoge werkbetrokkenheid en empowerment vertoont positief verband met bevlogenheid en werkprestaties
  • grote werkbetrokkenheid is lagere verzuim en verloop
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

organisatiebinding

werkattitude

A
  • de werknemer identificeert zicht met de organisatie en haar doelstellingen en wil graag lid blijven van die organisatie
  • heeft iemand weinig organisatiebinding dan meer verzuim en verloop
  • tegenwoordig organisatiebinding minder belangrijk, waarschijnlijk is beroepsbinding relevanter
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

waargenomen steun van de organisatie (WSO)

werkattitude

A
  • de mate waarin werknemers denken dat de organisatie hun bijdragen op prijs stelt en zich bekommert om hun welzijn
    men beschouwt de organisatie ondersteunend als:
  • beloningen eerlijk gevonden worden
  • werknemers een stem hebben bij beslissingen
  • leidinggevenden worden gezien als ondersteunend
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

bevlogenheid van de werknemer (work engagement)

werkattitude

A
  • energie, toewijding en het enthousiasme waarmee mensen hun werk uitvoeren
  • ‘in een flow zijn’
  • hun gedrag gekenmert door vitaliteit
  • hebben passie voor hun werk en voelen zich innig verbonden met het bedrijf
  • hogere score klanttevredenheid, productiever
  • nieuw concept men weet nog niet precies hoe het zich verhoudt tot werktevredenheid, betrokkenheid, organisatiebinding of intrinsieke motivatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

werktevredenheid meten

A

2 methodes: beide werken

a. enkelvoudige algemene score respons vragen
b. optelling van werkfacetten (kost meer tijd, details)
- door voornaamste elementen van baan vaststellen en per element vragen hoe tevreden men is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

hoogste correlatie met hoog tevredenheidspeil

A

is plezier in het werk zelf

17
Q

relatie tussen salaris en werktevredenheid

A
  • bij arme mensen correspondeert het salaris met tevredenheid over het werk en geluk in het algemeen
  • maar verdient men boven modaal dan verdwijnt dit verband en zijn ze niet meer verbonden
18
Q

gevolgen (on)tevredenheid op werkvloer

model: exit-stem-loyaliteit-verwaarlozingskader

A

inzichtelijk te maken via model

  • model heeft 4 mogelijke reacties bij onplezierig
  • model heeft 2 dimensies:
  • constructief versus descructief
  • actief versus passief
19
Q

model: exit-stem-loyaliteit-verwaarlozingskader

A
  • exitreactie
  • stemreactie
  • loyaliteitsreactie
20
Q

model: exit-stem-loyaliteit-verwaarlozingskader

A
  • exitreactie (actief/destructief)
  • stemreactie (actief/constructief) (poging doen verbeteren omstandigheden, bv in OR )
  • loyaliteitsreactie (passief/constructief)
    (denken dat het beter wordt)
  • verwaarlozingsreactie (passief/destructief)
    (chronisch te laat komen, innerlijke emigratie)
21
Q

effecten van werk(on)tevredenheid op aspecten van werkgedrag

A

5 aspecten

  • werkprestaties (sterke correlatie)
  • voorbeeldig werkgedrag (helpen collega’s, extra inzet klantproblemen oplossen)
  • klanttevredenheid (sterke correlatie)
  • verzuim (consistente negatieve relatie, maar zwak)(wordt ook beïnvloed door vooruitzichten op een andere baan, hoger opgeleidt dan eerder weg)
  • ongewenst gedrag(hoge correlatie) - pikken spullen, surfen internet)
22
Q

hoe moeten managers werktevredenheid van ondergeschikten beschouwen?

A
  • als uitkomst van hun eigen aanpak
  • vervolgens systematisch meten in plaats van aannemen dat alles wel ok is, maakt in feite de prestatie van de manager op vlak van personeelsbeleid zichtbaar en vergelijkbaar.
23
Q

hoe kan management bevorderen dat mensen de gewenste attitudes ontwikkelen?

A
  • door mensen interessant werk te bieden dat past bij hun mogelijkheden
  • door goede beloning
  • door prettige werkomstandigheden met leuke collega’s
  • door positieve aandacht te geven
  • door ze te betrekken bij het bedrijfsbeleid
24
Q

HRM instrumenten voor werktevredenheid

A
  • Taakontwerp
  • Selectie (past de persoon nu en in toekomst)
  • Begeleiding, beoordeling en beloning
25
Q

HRM instrumenten voor betrokkenheid

A

‘stijl van leidinggeven’ en ‘empowerment’

  • training en opleiding
  • taakontwerp (ruimte voor eigen inbreng)
26
Q

HRM instrumenten voor organisatiebinding

A

HRM adviseert MT over positieve effecten sociale investeringen, bv Rabobank sponsor lokale verenigingen

27
Q

institutionele invloed

A
  • Op Europess en nationaal niveau wetgeving om arbeidsverhoudingen te regelen en arbeidsveilighe en gezondheid te bevorderen
  • SER
  • cao’s (mijn baas houdt zich keurig aan de cao)
28
Q

werktevredenheid universeel of cultureel?

A
  • onderzoek veelal Amerikaans
  • maar blijkt dat in alle culturen dezelfde factoren voor werktevredenheid zorgen)
  • westerse landen gemiddeld hogere werktevredenheid, misschien omdat in oosterse culturen meer waarde wordt gehecht aan negatieve emoties.