H13 - Macht en politiek Flashcards

1
Q

macht

A
  • het vermogen van A om het gedrag van B zo te beïnvloeden dat B iets doet wat hij anders niet zou doen
  • belangrijkste aspect van macht is afhankelijkheid (perceptie van B)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

macht en liegen

A
  • als je erg afhankelijk van iemand bent zul je eerder een smoes verzinnen als je bang voor straf
  • als niet zo sterke manager zul je werknemer minder snel aanpakken omdat je bang bent voor negatieve feedback
  • als je veel macht hebt is liegen makkelijker
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

verschillen tussen macht en leiderschap

A
  1. voor machtsuitoefening is het niet vereist dat de doelen van leider en ondergeschikten overeenstemmen
  2. leiderschap is neerwaartse invloed waardoor lateraal en opwaards minder belangrijk zijn. Macht kan alle kanten opgaan, zelfs omdraaien (kind en ouders)
  3. focus van onderzoek naar leiderschap ligt op individuele leidinggevende en effect van stijl. Bij macht veel breder terrein en kijkt vaak naar tacktieken om gehoorzaamheid te krijgen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

formele machtsbronnen

A
  • afgedwongen macht (o.b.v. angst)
  • beloningsmacht (materieel en immaterieel)
  • legitieme macht (o.b.v. formele bevoegdheid in functie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

persoonlijke macht

A

komt voort uit bepaalde unieke kenmerken

  • 2 soorten
    • expertisemacht
    • referentiemacht
  • zijn effectiever dan formele machtsbronnen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

expertisemacht (persoonlijke macht)

A
  • op basis van kennis en kunde

- belangrijkste bron van macht wereldwijd (artsen, IT)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

referentiemacht (persoonlijke macht)

A
  • op basis van respect en bewondering
  • wij identificeren ons met iemand die aantrekkelijke hulpmiddelen of persoonlijke eigenschappen bezit
  • krijg je door charisma
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

9 machtstactieken

A
  • legitimiteit (baseren op je bevoegdheid)
  • rationele overreding (logische argumenten)
  • inspirerend appel (emotioneel verzoeken)
  • consultatie (ander betrekken)
  • ruil (gunsten aanbieden in ruil voor steun)
  • persoonlijk appel (o.b.v. vriendschap) (WERKT NIET)
  • innemendheid (vleierij, complimenten)
  • druk (waarschuwingen, dreigementen)
  • coalities (hulp van anderen inroepen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

welke tactieken effectief bij: opwaartse invloed

A
  • rationele overreding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

welke tactieken effectief bij: neerwaartse invloed

  • ondergeschikten beïnvloeden
A
  • rationele overreding
  • inspirerend appel
  • druk
  • consultatie
  • legitimiteit
  • vleierij
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

welke tactieken effectief bij: laterale invloed

  • gelijken beïnvloeden
A
  • rationele overreding
  • consultatie
  • innemendheid
  • ruil
  • legitimiteit
  • coalities
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

hoe machtstactieken inzetten

A
  • meerdere softe tactieken + rationele overreding werkt beter dan 1 harde of combi harde
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

extraverte mensen invloedrijker in

A
  • teamgerichte organisatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

plichtsgetrouwe mensen invloedrijker in

A
  • in organisatie die veel waarde hecht aan zelfstandig taken uitvoeren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

politiek gedrag in organisaties

A
  • die activiteiten die niet vereist zijn voor iemands officiële rol binnen de organisatie, maar die de verdeling van voor- en nadelen binnen de organisatie proberen te beïnvloeden
  • altijd gepaard met machtstechnieken inzetten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

politiek gedrag natuurlijke verschijnsel

A
  • legitiem politiek gedrag (dingen gedaan krijgen)

- illegitiem politiek gedrag (benadelen organisatie of andere personen, zonder empathy)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

voorwaarden om zonder politiek te kunnen

A
  • alle leden van die organisatie dezelfde doelen en belangen hebben
  • er voldoende middelen zijn voor iedereen en voor alle doelen
  • de te leveren prestaties volledig duidelijk en objectief zijn
18
Q

factoren die politiek gedrag stimuleren

A
  • individuele factoren
  • organisatiefactoren
    a situationele factoren
    b factoren organisatiecultuur
19
Q

organisatiefactoren

A

Situationele factoren
a bij bezuinigingen
b elke elke verandering vooral in middelen
c beslissingen over promoties

Factoren organisatiecultuur

  • prestatiebeoordelingen
  • weinig vertrouwen in de organisatie
  • rolambiguïteit
  • zero-sumbenadering beloningen
  • hoe groter prestatiedruk
  • wanneer werknemers merken managers succesvol politieke spelletjes spelen
20
Q

individuele factoren

A
indien deze 3 dan politiek bezig
   a hoog scoren op self-monitoring
   b interne locus of control
   c gemakkelijk aanpassen aan anderen
  - je eigen investering in de organisatie
  - je verwachtingen en alternatieven
21
Q

hoe reageren mensen op politiek in organisatie

A
  • degene die er bedreven in zijn mogelijk gunstig
  • degene die het niet kunnen of willen vaak negatief
    • negatieve werktevredenheid
    • toenemen stress en angst op het werk
    • leidt tot lagere prestaties (oneerlijk = demotiverend)
    • toegenomen personeelsverloop
22
Q

verschil mannen en vrouwen politiek

A
  • vrouwen houden van apolitiek en consistent ethisch

- mannen positief op ethisch leiderschap en sterke mate van politiek

23
Q

soorten defensief gedrag

A
  • inspanningen vermijden
  • beschuldigingen vermijden
  • veranderingen vermijden
24
Q

defensief gedrag: inspanningen vermijden

A
  • te sterk conformeren
  • Zwartepiet doorspelen
  • Je van de domme houden
  • Rekken
  • Aan het lijntje houden
25
Q

defensief gedrag: beschuldigingen vermijden

A
  • Bluffen
  • Op safe spelen
  • Rechtvaardigen
  • Zondebok aanwijzen
  • Verkeerde voorstelling van zaken geven
26
Q

defensief gedrag: veranderingen vermijden

A
  • preventie (voorkomen dreigende verandering)

- zelfbescherming

27
Q

impressiemanagement (IM)

A
  • proces waarmee individuen proberen de indruk te sturen die anderen van hen krijgen
  • vooral bij mensen met hoge self-monitoring
  • onjuist beeld van jezelf scheppen
  • wanneer mensen merken dat je IM toepast worden ze kwaad en geven manager slechte prestatiebeoordeling
28
Q

impressiemanagementtechnieken

A

innemend gedrag
defensief gedrag
ik-gericht gedrag
assertief gedrag

29
Q

innemend gedrag

A
  • wit voetje halen

- ongevraagde gunsten verlenen

30
Q

defensief gedrag

A
  • uitvluchten verzinnen

- excuses aanbieden

31
Q

ik-gericht gedrag

A
  • zelfpromotie

- prestaties opkloppen

32
Q

assertief gedrag

A
  • complimentjes uitdelen (onecht)

- extra inzet tonen (mail sturen van werkaccount na werktijd)

33
Q

aantal vragen ethische richtlijnen politiek gedrag

A
  1. Heeft het nu om dit gedrag te vertonen?
  2. Weegt het nu van politiek gedrag op tegen schade (of potentiële schade aan anderen?
  3. Voldoen mijn politieke activiteiten aan normen van eerlijkheid en rechtvaardigheid?
34
Q

code Tabaksblat

A
  • is corporate governance-code regel
  • wat goed bestuurlijk gedrag is binnen beursgenoteerde bedrijven
  • gericht op bescherming aandeelhouders
  • richtlijnen voor max aanstellingsduur en gouden handdruk
  • doel corrumperende werking van macht te corrigeren
35
Q

legitieme macht

A
  • wetten en reguleringen
  • structuur en hiërarchie: statische stuurmiddelen
  • beoordelings- en beloningssystemen: dynamische stuurmiddelen
    • niet altijd makkelijk voor manager bij:
      a. wederzijdse afhankelijkheid
      b. aanwezigheid objectieve procedures en systemen
  • bedrijfscultuur als stuurvariabele
    • topmanagers integer dan minder politiek
  • beïnvloeding van machthebbers door het individu
    • met IM sollicitanten maken er gebruik van (vooral
      zelfpromotie en innemendheid werkt goed)
      bij prestatiebeoordelingen werkt IM zelfpromotie slecht, innemendheid werkt wel (werkt altijd omdat iedereeen graag aardig wordt behandeld)
36
Q

waarom werkt zelfpromotie wel bij sollicitatiegesprek maar niet bij boordelingsgesprek?

A
  • bij sollicitatie ben je nog onbekend.

- je chef kent je al, kan je gedrag observeren, prikt er zo doorheen

37
Q

cultuur en politiek

A
  • overal negatieve gevolgen bij politieke spelletjes
38
Q

cultuur en voorkeur machtstactieken

A
  • individualistische landen - zien als legitiem middel
  • collectivistische landen - alleen legitiem voor anderen te helpen

VS - voorkeur rationeel appel
China - voorkeur coalitietechnieken

39
Q

cultuur en effectiviteit machtstactieken

A
  • VS verwacht zachte beter te werken dan China

- mensen uit politiek onrustige landen tolereren meer, ze zijn eraan gewend, zelf ook agressiever

40
Q

achieved status versus ascribed status cultuur

A

achieved status - wat je zelf doet of bereikt hebt

ascribed status - wie je kent