A0-A1_M9_teach baby tricks Flashcards
aantal
n. amount, quantity
aan - on
tal - quantity
Tal is almost never used as ‘number’, “getal” and “nummer” are used instead.
ex: een aantal jaren - a number of years
breken, brak, gebroken
inbreken
vt. break sth.
vi. break
breken door - break through
v. break in, burglar
broer
boer
buur / buren
boerderij
n. brother
n. farmer
n. neighbour
n. farm
daarna
nadat
daarom
adv. after that, afterwards (the current sentence may not be connected to previous sentence.)
ex: Ik nam een douche en ging daarna naar bed.
conj. after that (subclause happens as a premise of mainclause.)
ex: Nadat hij zijn toets afgemaakt had, ging hij naar huis.
adv. therefore, thus (NOT a conj.!)
ex: ik heb niks/niets gegeten en daarom heb ik honger.
drukken
vt. press, push
vi. press
op de knop drukken - push the button
eens
adv. just (语气助词,祈使句中表示委婉语气:)
ex: Geef oma eens een handje.
hoor eens - just listen
adv. once, one day, just
eens en voor altijd - once for all
nog eens - again once, again
adj. in agreement
het eens worden - come to an agreement
elektriciteit
n. electricity
ergens
eigenlijk
eigen
adv. somewhere, anyway
somehow, in any way
ergens vind ik
adj./adv. actual(ly)
adj. own
gang
n. passageway, alley
gait,
journey, course
hallway, corridor
gek
adj. crazy, mad
n. lunatic
gevaarlijk
gevaar
adj. dangerous
n. danger, peril
gooien, gooide, gegooid
groeien
groei
v. to throw
vi. to grow
ex: Hij groeit als kool. (growing fast)
n. growth
hard
adj. hard, strong, difficult, loud, fast
adv. fast (speed), very, loudly
ophouden
onderhouden
vi. finish, end, synoym: stoppen
vt. to hold up, to hinder, keep up
vt. support, maintain
jas
n. coat
kado
n. same as cadeau
los
lossen
loslaten
oplossen
adj. loose, separate
v. to unload, to dump
v. to let go, to free/release
v. (loose+up) solve
opzetten een muts
muts
munt
put on a hat
n. knitted cap
Ze zet ook een muts op, want het is buiten koud.
n. coin
nou
adv. now, come on
overal
overval
vooral
geval
uitval
adv. everwhere, anywhere
overal heen - all over the place
n. raid, robbery. {Equivalent to over- + val (“fall”)}.
adv. mostly, specially (before all)
synonym: in het bijzonder
n. case
ex: In het geval, heb ik geen bezwaar.
n. disruption
plafond
dak
n. ceiling, maximum, limit
n. roof
proeven
smaken
ruiken / rook / geroken
stinken / stonk / gestonken
vt. / vi. taste, sense (品尝)
ex: proef maar eens
vi. / vt. taste food
ex: Deze soep smaakt me goed - soep is tasteful.
Hoe smaakt het? Het smaakt goed.
vt. experience (Laat het u smaken - Enjoy)
smakelijk
vt./vi. smell of things (de rot vis ruikt; de bloem ruikt lekker.)
v. to stink
sneeuw
sneeuwen
sneeuwpop
n. snow, static noise (of a display)
v. snow
n. snowman
een pak voor de broek
whip the butt