Daily word 3 Flashcards
(242 cards)
enig / enige
adj. only, single
ex: Ik ben enig kind van mijn gezin.
inrichten, inrichtte, ingericht
vt. decorate (houses)
modern
klassiek
adj. modern
adj. classical
weleens
adv. sometimes, once
notitie(s)
n. note(s)
beroep
roepen
n. profession
vt./vi. shout
vt. invite, call
toetsenbord
n. keyboard
ontvangen
aanvang
vt. receive
ex: Ik ontvang graag vrienden op bezoek.
n. start
molen
windmolen
watermolen
n. mill
n. wind mill
n. water mill
maaltijd
n. meal
geven uit aan
ex: Ik geef veel geld uit aan mooi kleding.
tweedehands spullen
buur / buren
buurman
buurvrouw
buurt
n. neighbour(s)
male
female
n. neighborhood
sporten
sport
vi. exercise
n. exercise (physical)
ex: Ik doe veel aan sport.
samenvatten
samengevat
vatten
vt. summarize
ex: Verhalen in een bundel samengevat.
vt. catch
Randstad
rim city
amsterdam-utrech-den haag
goud
n. gold
handel
n. trade
Dat geeft niet.
That’s OK.
handzeep
n. handwash
broers
plur. van broer
in de file zitten / staan
gevolg
n. result
wederopbouw
n. reconstruction