April 2025 Flashcards
(92 cards)
1
Q
een (de) teug nemen
A
to take a swig
2
Q
in de aanloop
A
in the run-up
3
Q
het is hij menens
A
he means business
4
Q
afdingen
A
to haggle
5
Q
klep dicht
A
shut up
6
Q
de pukkel
A
pimple
7
Q
de angel
A
stinger
8
Q
de zuignap
A
suction cup
9
Q
geen spier vertrekken
A
don’t move a muscle
10
Q
de rups
A
caterpillar, larva
11
Q
de spijsvertering
A
digestion
12
Q
met de deur in huis vallen
A
to get straight to the point
13
Q
stuiptrekken
A
to convulse, twitch
14
Q
knokken
A
to fight, brawl
15
Q
ik sliep nog half
A
i was still half asleep
16
Q
om de andere dag
A
every other day
17
Q
verdoezelen
A
to cover up, gloss over
18
Q
beknopt
A
concise
19
Q
de loef afsteken
A
to get out in front of, to one up
20
Q
de draaikolk
A
vortex, whirlpool
21
Q
ijl
A
rarefied
22
Q
te wijten aan
A
attributable to
23
Q
sikje
A
goatee
24
Q
dralen
A
to delay, tarry
25
in hun sas zijn
to be at home, on top of the world
26
slijm maar
sweet talk
27
dat zal best
I'm sure it is, I bet it is
28
in touw zijn
really busy
29
de staatsgreep plegen
coup
30
lapje
patch
31
garen
yard, thread
32
het draagvlak
support, acceptance
33
ik sta erop dat
i insist
34
slaapmutsje
nightcap
35
een poets bakken
to pull a prank, practical joke
36
beramen
to plot, conspire
37
betaald zetten
to get even
38
hield stug vol
held firm
39
de schouw
fireplace, chimney
40
het ligt er duimendik bovenop
it's pretty obvious
41
voor paal staan/zetten
to look like an idiot/ bad s.o.look bad
42
hij pikt
to pick up on
43
ik vertik het
i won't do it
44
schei toch uit
cut it out, come on
45
volhouden
to last, keep up, maintain
46
op de pof
on credit
47
geestig
hilarious
48
mijn oren suisden (suizen)
my ears rang
49
bierbuik
Beer belly
50
weelderig
lush, opulent
51
knus
cozy
52
bot
blunt
53
uit het veld geslagen
daunted
54
schrijden
to stride
55
palissander
rosewood
56
neerbuigen
to condescend
57
gehecht aan
attached to
58
59
botweg
bluntly, point blank
60
deinzen
shrinks, recoil
61
62
doet er niet toe
does not matter
63
gekweld
tormented, tortured
64
daar kom ik zo op
I'll get to that
65
66
teweegbrengen
to trigger, bring about
67
eenduidig
unambiguous
68
69
ik trek niemand voor
i don't favor anyone
70
!
71
spijbelen
to cut class
72
hebben niets/iets gemeen met
to have nothing in common with
73
samenzweerder
conspirator
74
er zou geen haan naar kraaien
no one will know
75
oplappen
to fix, patch up
76
de gaai
jay
77
tonight
essa noite
78
to be on vacation
estar de férias
79
great
ótimo
80
invitation
o convite
81
exposition
a exposição
82
well known
bem conhecido
83
flight
o voo
84
to take a trip
fazer uma viagem
85
strelen
to stroke, caress
86
fluitje van een cent
piece of cake
87
houweel
pick axe
88
te grazen nemen
to hurt, take down
89
waar je haar recht van overeind zou gaan staan
90
dat kreng/takkenwijf van een ...
that bitch
91
op stang jagen (laten)
to rattle (get rattled)
92
een poepie laten ruiken
to show what you're made of
