Oct 2020 Flashcards
1
Q
site, location
A
de locatie
2
Q
town
A
de plaats
3
Q
estate
A
het landgoed
4
Q
to put smth inside smth else
A
stoppen
5
Q
geography
A
de aardrijkskunde
6
Q
region
A
de streek
7
Q
fortress
A
de vesting
8
Q
the shore
A
de wal
9
Q
lake
A
het meer
10
Q
sea
A
de zee
11
Q
moor
A
de hei
12
Q
to immigrate
A
immigreren
13
Q
utility bills
A
gwe (gas, water, electriciteit)
14
Q
immigrant
A
de allochtoon
15
Q
to subscribe
A
inschrijven
16
Q
rental contract
A
het huurcontract
17
Q
communal costs
A
de VVE-bijdrage
18
Q
ID
A
het legitimatiebewijs
19
Q
visa
A
het visum
20
Q
to identity o.s.
A
zich legitimeren
21
Q
residence permit
A
de verblijfsvergunning
22
Q
work permit
A
de werkvergunning
23
Q
homesick
A
heimwee
24
Q
to dislike
A
een hekel hebben aan
25
I don't like him
Hij bevalt mij niet
26
cotton
het katoen
27
wool
de wol
28
handkerchief
de zakdoek
29
taller than
langer dan
30
not as tall as
niet zo lang als
31
just as tall as
net zo lang als
| even lang als
32
mood
het humeur
33
feelings
gevoelens
34
disappointed
teleurgesteld
35
restless
onrustig
36
cheerful #2
opgewekt
37
How do you feel today?
Hoe voel je je vandaag?
38
What are you scared of?
Waarvoor ben je bang?
39
squirrel
de eekhoorn
40
squirrel
de eekhoorn
41
hippo
het nijlpaard
42
squid
de inktvis
43
badger
de das
44
oak
de eikenboom
45
about 5 yrs
een jaar of vijf
46
walnut tree
notenboom
47
not even
niet eens
48
view
het uitzicht
49
to search for
zoeken naar
50
he is not like he seems
hij is niet zoals hij lijkt
51
to sound (intran)
klinken
52
sound (N)
het geluid
53
noise
lawaai
54
to try food
proefen
55
gross (food)
vies
56
to taste like
smaken naar
57
My mouth is full of food
Mijn mond zit vol met eten
58
flavor
de smaak
59
to smell (smth)
ruiken
60
the smell of
de geur van
61
It feels nice
Het voelt lekker
62
Everything is in its place
Alles staat op zijn plek
63
There is a park around the hotel
Om het hotel ligt een park
64
reassuring
geruststellend
65
equal, even
gelijkmatig
66
obedient
gehoorzaam
67
entirely, fully
geheel
68
doomed
gedoemd
69
partially
gedeeltelijk
70
somewhat, rather
enigszins
71
elsewhere
elders
72
simply
eenvoudigweg
73
foolish, silly
dwaas
74
dreamy
dromerig
75
usually, generally
doorgaans
76
similar, the like
dergelijk
77
blindly
blindelings
78
conscious
bewust
79
meaningful
betekenisvol
80
amiable
beminnelijk
81
interesting
belangwekkend
82
helpful
behulpzaam
83
miserably
behoeftig
84
cautious, wary
behoedzaam
85
cautious, deliberate
bedachtzaam
86
composed, collected
bedaard
87
separate, individual
afzonderlijk
88
considerable, substantial
aanzienlijk
89
offensive, aggressive
aanvallend
90
attentive
aandachtig
91
to keep, save
bewaren
92
observant
oplettend
93
sold out
uitverkocht
94
giant
reus
95
after all
tenslotte
96
for example
bijvoorbeeld
97
opstandig
rebellious
98
spend, devote (energy)
besteden
99
moreover, in addition
bovendien
100
enemy
de vijand
101
useful
nuttig
102
he couldn't help me
hij kon me niet helpen
103
he could have helped me
hij had me kunnen helpen
104
he should have helped me
hij had me moeten helpen
105
rain shower
de bui
106
bleak
guur
107
to de/increase
af/toenemen
108
rather
tamelijk
109
to last
aanhouden
110
to approach
naderen
111
depression
de storing
112
almost
vrijwel
113
mild
zacht
114
to rise
oplopen
115
quite, very
behoorlijk
116
quite a lot of
flink wat
117
changeable
wisselvallig
118
strongly
stevig
119
it's drizzling
het motregent
120
it's thawing
het dooit
121
to clear up
opklaren
122
peacock
de pauw
123
heron
de reiger
124
crow
de kraai
125
ostrich
de struisvogel
126
swallow (bird)
de zwaluw
127
starling
de spreeuw
128
to fill out
invullen
129
who is number one now
wie er voor staat
130
name one
noem es wat
131
parade
optocht
132
environment
het milieu
133
air pollution
luchtvervuiling
134
number, figure
het getal
135
practicing religion
gelovig
136
minister
de dominee
137
dish
het gerecht
138
spicy
pittig
139
bon appetit
smakelijk eten
| eet smakelijk
140
acidic
zuur
141
pan, pot
de pan
142
fire
het vuur
143
cup
het kopje
144
to drop by
langskomen
145
to touch
aanraken
146
to leave alone
afblijven
147
meanwhile
intussen
148
to put down
neerzetten, leggen
149
brilliant, sparkling
schitterend
150
to push, shove
schuiven
151
plug socket, outlet
het stopcontact
152
line, stripe
de streep
153
rug
het tapijt
154
bump
de buil
155
stove, heater
de kachel
156
artist
de kunstenaar
157
kiss (n)
de zoen
| het kus
158
to kiss
zoenen
| kussen
159
to bend, bow
buigen
160
injured, wounded
gewond
161
curtain
het gordijn
162
to have trouble from
last hebben van
163
to cross over
oversteken
164
fast, quick
vlug
165
anesthesia
de verdoving
166
secretary
secretaris/secretaresse
167
mayor
de burgemeester
168
staff
het personeel
169
waitress
de serveerster
170
It will continue to...
Het blijft...
171
to be allowed to... by
mogen van
172
lock
het slot, de sloten
173
straight ahead
rechtdoor
174
to the left/right
linksaf/rechtsaf
175
on the left/right
links/rechts
| aan de linkerkant/rechterkant
176
are you from around here?
bent u hier bekend?
177
to think about
denken over
178
to believe in
geloven in
179
to prefer to
verkiezen boven
180
to ask for
vragen om
181
to smile at
glimlachen tegen
182
to consist of
bestaan uit
183
wanted
gevraagd
184
i didn't have to help him
ik heb hem niet hoeven te helpen
185
that's not necessary/you don't have to
dat hoeft niet
186
that is necessary/must be done
dat moet
187
that's possible
dat kan
188
that is permitted
dat mag
189
that's probably the case
dat zal wel
190
to purchase
aanschaffen
191
screen
het beedscherm
192
hard disk
de harde schijf
| de harddisk
193
excellent
uitstekend
194
to protect, secure
beveilgen
195
username
de gebruikersnaam
196
password
het wacthwoord
197
secret
geheim
198
to delete
deleten
| verwijderen
199
to print
printen (computer)
| drukken (printing press)
200
to be on the computer/internet
computeren
achter de computer zitten
internetten
201
to download
downloaden
202
to save (file)
saven
