Feb 2022 Flashcards
1
Q
zich wanen
A
to imagine, think
2
Q
het gidsland
A
model country
3
Q
etaleren
A
to show off, display
4
Q
zich storten
A
to throw o.s., dive (into)
5
Q
bescheiden
A
modest, unassuming
6
Q
de neiging
A
inclination, tendency
7
Q
de behoudzucht
A
conservatism
8
Q
het gezeur
A
moaning
9
Q
teloorgaan
A
to become lost
10
Q
afsteken
A
to set off (fireworks)
11
Q
armslag
A
elbowroom
12
Q
ontploffen
A
to explode
13
Q
horen te
A
ought to, to be fitting, proper
14
Q
de braderie
A
fair
15
Q
opgaan in
A
to get lost in, get swallowed up in
16
Q
het genoegen
A
satisfaction, pleasure
17
Q
fatsoenlijk
A
decent, nice
18
Q
oprapen
A
to pick up, gather
19
Q
deel uitmaken van
A
to be part of
20
Q
voordringen
A
to push ahead, skip a line
21
Q
over koetjes en kalfjes praten
A
to talk about the weather
22
Q
het regent pijpenstelen
A
it’s raining cats and dogs
23
Q
to prepare o.s. for
A
zich voorbereiden op
24
Q
to adapt to smth
A
zich aanpassen aan
25
wat mij betreft
as far as I'm concerned
26
de deugd
virtue
27
achterhaald
out of date, outmoded
28
liefhebben
to love
29
ongeacht
irrespective, regardless of
30
greppel
channels, ditch, gully
31
aardigheidje
small present
32
struinen
forget, rummage
33
achtereenvolgens
successively, one after the other
34
lonken naar
to ogle
35
teren op
to live off/on
36
verstedelijking
urbanization
37
baren
to bear; to cause
38
bewegwijzering
signposting
39
afwisseling
variety
40
afstemmen op
to tune to, gear towards
41
iemand in de maling nemen
to pull someone's leg
42
een oogje in het zeil houden
to keep an eye on things
43
het bij het verkeerde eind hebben
to be mistaken
44
Joost mag het weten
God knows
45
de laatste loodjes wegen het zwaarst
the last mile is the longest
46
opslokken
to swallow up
47
de omzet
returns, sales
48
schenden
to break (rule), violate
49
gereed
ready
50
volop
in abundance, plenty
51
het korenveld
cornfield
52
lekkernij
delicacy
53
uiteenlopend
various, diverse
54
scala
rango, gamut
55
ontroerend
moving, touching
56
belangstellend
interested(ly)
57
rechtstreeks
direct, immediate
58
erin slagen om te
to succeed in
59
genodigde
invite guest
60
afgeladen
packed, crammed
61
het slot
end, close
62
de samenspraak
dialogue
63
tot stand komen
to come into being, be established
64
uitvoerig
comprehensive, exhaustive
65
opvatting
view, outlook
66
uitpuilen
to bulge out
67
het beslag
possession
68
een huwelijk voltrekken
to perform a marriagr
69
de plechtigheid
ceremony
70
joelen
to whoop, scream
71
de onderscheiding
decoration, honor, distinction
72
het vorstenhuis
royal house
73
hoogwaardigheidsbekleder
dignitary
74
de betrokkenheid
involvement
75
tegenstander
opponent, adversary
76
kenschetsen
to characterize
77
iets beu zijn
to be fed up with something
78
de ware Jakob(a)
Mr(s) Right
79
ereteken
decoration, medal
80
de plank misslaan
to be off target
81
een klop van de molen gehad hebben
to have a screw loose
82
wat heb ik nu aan mijn fiets hangen
hey what's all this
83
de aanhouder wint
slow and steady wins the race
84
beperkt blijven tot
to be restricted to
85
werken aan iets
to work on/at something
86
het pleidooi
plea, defense
87
aandacht besteden aan
to pay attn to
88
to spread the rumor that
verspreiden het gerucht dat
89
inhoudelijk
substantive
90
de sloot
ditch
91
in menig opzicht
in many respects
92
hulpbehoevend
in need of help
93
verkeren in
to be in (a state), find oneself in
94
als gevolg van
as a result of
95
laten doorschermen dat
to drop a hint that
