Aug 2024 Flashcards
1
Q
de juskom
A
gravy boat
2
Q
de knalbonbon
A
party crackers
3
Q
giechelen
A
to giggle
4
Q
inwijden
A
break in, christen, initiate
5
Q
van mij verliezen
A
to lose to me
6
Q
propvol (no prep)
A
stuffed, crammed with
7
Q
hemelbed
A
4 poster bed
8
Q
sluipen
A
to sneak, creep
9
Q
zweven
A
float, hover
10
Q
indringer
A
intruder
11
Q
onderdanig
A
submissive
12
Q
begeren
A
to covet, desire
13
Q
inpikken
A
to steal
14
Q
bijziend
A
near-sighted
15
Q
onverhoopt
A
unexpectedly
16
Q
begoochelen
A
ensnare, bewilder
17
Q
fraai
A
beautiful, lovely
18
Q
de estafette
A
relay
19
Q
slinken
A
to shrink
20
Q
wankelen
A
to falter, waver, teeter
21
Q
uitblinker
A
standout, star
22
Q
afbeulen
A
to work hard, run ragged
23
Q
te grazen nemen
A
to take down, nail, go after
24
Q
je moet van je afbijten
A
you have to be aggressive, stand up to him
25
verbluffend
incredible, amazing
26
vervaardigen
to manufacture, create
27
naarmate
as
28
druk bezig
busy, preoccupied
29
een poepje laten ruiken
to kick some ass, show a thing or two
30
de gedaante
form, figure, shape
31
het bordes
balcony, landing, dais
32
toegeven aan
to yield, give in, succumb to
33
ontbreken
to be missing, absent
34
betrokkenheid
engagement, involvement
35
niets af
not a thing
36
wij/ons tweeën/drieën
the two of us
37
heelhuids
in one piece, unharmed
38
ben jij dat?
is that you?
39
in de nesten werken/zitten
to get/be in trouble (at school, home)
40
lafaard
coward
41
in de penarie zitten/komen
to be/get in trouble, in a pickle/fix
42
alles kits?
what's up?
43
komen opdagen
to show up, turn up
44
op zichzelf
on his/their own, by itself
45
daarnet
back there, a while ago
46
zich verweren
to resist, put up a fight
47
een ommetje maken
to go for a stroll
48
zo te horen
sounds like, by the sound of it
49
springlevend
alive and kicking
50
spieken
to cheat, copy (in school)
51
snorharen
whiskers (mouse)
52
ontzettend
incredibly, extremely
53
meevallen
het viel ontzettend mee
to be easy
54
op de loer liggen
to be lurking, lie in wait
55
er schiet me iets te binnen
I just had an idea
56
iets in je schild voeren
to be up to something
57
de boel overnemen
to take over
58
vandaar dat
that's why
59
in zijn nopjes
thrilled, delighted
60
ik sta bij je in het krijt
I owe you one
61
niet goed snik
out of (your) mind
62
allemachtig
my goodness
63
zo'n beetje
more or less, just about
64
zonderling
eccentric, strange
65
aan de bak
to work (aan de slag)
66
de heiligschennis
blasphemy
67
oplichting
scam, fraud
68
weerbaar
resistant, resilient
69
overbodig
superfluous
70
de tepel
nipple
71
het is me ontschoten
it slipped my mind
72
ben je zover (om)
are you ready (to)
73
goedlopend
successful, well-run
74
gerieflijk
comfortable
75
zomaar
just
76
miezeren
to drizzle
77
zich begeven
ergens heen gaan
78
omlijst door
framed by
79
de koffieprut
Coffee grounds
80
kuchen
to cough
81
oorlel
ear lobe
82
scanderen, scandeerde
to chant
83
de troep
mess
84
je neus voor ophalen
to turn your nose up at
85
ĺ
86
het valt wel mee
it's not that bad
87
bijschenken
bedankt voor het bijschenken
refill, tip yp
88
de kelk
chalice
89
glimmen, glom
to shine, gleam
90
te pas komen
to be involved, to come in handy
91
op zijn gemak
at ease, at leisure
92
iemand liever kwijt dan rijk zijn
better off without s.o.