B1 Unit 2 Flashcards
(104 cards)
Beginnen met
Begin with
Denken aan
Think about
Feliciteren met
Congratulations with
Genezen van
Cured from / Cured of
Genieten van
Enjoying
Gevoelig zijn voor
Being sensitive to
Houden van
To love
Zich inschrijven voor
Register for
Kijken naar
To look at / to watch
Last hebben van
To suffer from
Lijken op
To look like/ resemble
Luisteren naar
To listen to
Omgaan met
To go with Ik ga naar de winkel met mijn zus
Plezier hebben in
To take pleasure in
Praten over
To talk about
Rekening houden met
To take into account
Zich schamen voor
To be ashamed of [ik scham me voor…]
Schrikken van
To be shocked by/ to be scared of. Ik schrik van dieven.
Vergelijken met
To compare to
Verhuizen van/ naar
To move from/ to move to
Wachten op
To wait for [ Ik wacht op de bus]
Wennen aan
To get used to [Ik wenn de regen aan]
Zin hebben in
To feel like
Zorgen voor
To care for