Unit 3&4 Flashcards
(136 cards)
1
Q
Beschrijft/ Décrit
A
To describe
2
Q
de werkdag / la journée de travail
A
the workday
3
Q
wakker/éveillé
A
Awake
4
Q
opstaan/ se lever
A
Stand [stand up/wakeup]
5
Q
aantrekken/ attirer
A
to put on [kleding]
6
Q
uitzoeken/ enquêter
A
to search for
7
Q
de klanten/les clients
A
the clients
8
Q
beantwoorden/ réponse
A
satisfy/to answer
9
Q
nergens/ nulle part
A
nowhere
10
Q
aanwijzen/ signaler
A
identify/designate
11
Q
de vergadering / la réunion
A
meeting
12
Q
de baas / le patron
A
the boss
13
Q
het beroep / la profession
A
work [profession]
14
Q
de stem/ la voix
A
the voice
15
Q
zeker / sans aucun doute
A
sure/certain/ without a doubt
16
Q
de opleiding / formation
A
education/training
17
Q
de veiligheid / la sécurité
A
safety
18
Q
de schrijver / l’auteur
A
the writer
19
Q
het systeem / le système
A
the system
20
Q
niks / rien
A
nothing
21
Q
verkeerd / tort
A
wrong
22
Q
het niveau / niveau
A
level/standard
23
Q
de studie / l’étude
A
the subject
24
Q
oplossen / résoudre
A
to solve
25
zullen / doit
will/shall
26
direct/ tout de suite
nu
27
geweldig / magnifique
great
28
de moeite / l'effort
the effort
29
de fles / la bouteille
the bottle
30
de schaar / les ciseaux
scissors
31
de negals / les negals
the nails
32
knip (knippen / couper
to cut
33
scherp / pointu
sharp
34
de borstel / la brosse
the hairbrush
35
zacht / mou, tendre
soft
36
het bakje / le plateau
bin
37
voeren / alimentation
to feed
38
de doekjes / les lingettes
the wetwipes
39
plast (plassen) / faire pipi
to piss
40
voelt (voelen) / sentir
to feel
41
stevig / fort, solide
strong
42
de klacht / la plainte
the complaint
43
de bestelling / l'ordre
delivery
44
anderhalve
1.5
45
geleden / de puis
ago
46
beloven / promesse
promise
47
anders / autrement
others
48
onmiddelijk / immédiatement
immediate
49
reageren (op) / répondre
react
50
tevreden / satisfait
satisfied/content
51
leveren / livrer
deliver/supply
52
de excuses / les excuses
to say sorry
53
gauw / bientôt
soon/shortly
54
eens / être d'accord
agree
55
aanbieden / offrir
offer
56
de korting / la remise
the discount
57
het overleg / la réunion
meeting/ bespreking
58
de onderwerpen / Les sujets
subjet/thema
59
klagen / se plaindre
to complain
60
schreeuwen / crier
to shout
61
durven
to dare
62
raar
weird [vreemd]
63
de ruzie
the fight
64
overdag
during the day
65
voorstellen/het voorstel
to propose
66
ik ben het er mee eens
to agree
67
de oplossing
the solution
68
verdergaan
to go further
69
de zorg
care
70
de aandacht
notice/attention
71
de luiers
diapers
72
de activiteiten
activities
73
persoonlijke
personal
74
de overheid
government/authority
75
het deel
stuk/piece
76
regelmatig
rules
77
allerlei
all sorts/variety
78
ontdekken
discover
79
vast/vaste
fixed/ vaste tijden
80
de rust
rest/break
81
speciaal
special
82
voorbij
over
83
genoten/geneiten
to enjoy
84
de reis
journey
85
de juf
female teacher
86
de spelletjes
games
87
voorbereiden
prepare
88
veranderen
change
89
de meester
male teacher
90
in plaats van
in place of
91
het uitje
the outing
92
varen
sail
93
de mening
opinion
94
klinkt (klinken)
sound [het klinkt goed!]
95
saai
boring
96
de leerlingen
student/pupil
97
bedenken
think about
98
het thema
subjet/topic
99
de oorlog
the war
100
afspreken
to agree
101
regelen
to arrange
102
opnemen
to pick up
103
weggaaan
to depart
104
lesgeven
to give a lesson / to teach
105
het hoofdstuk
chapter
106
melden
to inform
107
misselijk
feeling sick
108
gebroken [breken]
broke
109
geopereerd zijn/woorden
have been operated on/ going to be operated on
110
verwachten
anticipate
111
zodat
so that/ in order to
112
terugbellen
to call back
113
verloren [verliezen]
lost/missing
114
het merk
brand
115
het hart [het hartje]
heart
116
het rapport
report
117
het vak
subject
118
de middelbare school
middle school
119
de geschiedenis
history
120
ik maak me zorgen over
I worry about
121
vriendelijk/ vriendelijke
friendly
122
slecht /slectste
bad
123
het cijfer/ de cijfers
the grade
124
niets
nothing
125
volgens
according to
126
bang
scared
127
bespreken
discuss
128
de basisschool
the primary school
129
zorg voor
care for
130
binnenkort
soon/shortly
131
mis (missen)
to miss
132
slim
smart
133
proberen
to try
134
vorig
previously/before
135
wennen
adjust/get used to
136
niemand
no one
