Unit 5&6 Flashcards
(105 cards)
1
Q
Omgaan met
A
Associate with
2
Q
Rekenen
A
Charge/calculate
3
Q
de leraar
A
the teacher
4
Q
de schilder
A
the painter
5
Q
de timmerman
A
the carpenter
6
Q
de pratijk
A
practical work
7
Q
de verpleegkundige
A
the nurse
8
Q
de hal
A
the hall
9
Q
prettig
A
pleasant/nice
10
Q
bestaan
A
existence
11
Q
mogelijk
A
possible
12
Q
proeven
A
to try/ to taste
13
Q
het hek
A
fence
14
Q
eigen
A
posession
15
Q
stage lopen
A
internship
16
Q
tegelijk
A
simultaneously
17
Q
controleren
A
to check
18
Q
de verwarming
A
heating
19
Q
verzorgen
A
to look after
20
Q
strijken
A
to iron
21
Q
de kans
A
the chance
22
Q
zeer
A
[heel] very, extremely
23
Q
de verhalen
A
tell/narrate
24
Q
de toekomst
A
the future
25
de kapper
hairdresser
26
verven
paint
27
spannend
exciting
28
het gevoel
the feeling
29
de vrijheid
the freedom
30
verliefd (op)
in love with
31
slagen [geslaagd]
to suceed
32
gezakt [zakken]
fall, drop, to go down
33
Aan
on/at/by
34
In
In
35
Met
with
36
naar
to [in direction/to look at]
37
op
on/up
38
over
about/over/in[when ref to time]
39
uit
out
40
voor
for
41
bedanken voor
to thank for
42
benieuwd zijn naar
be curious about
43
denken aan
to think about
44
drukken op
to press
45
gaan naar
depart/leave/ going to
46
genieten van
to enjoy
47
geven aan
give to
48
houden van
to love/like
49
interesse hebben in
to have an interest in
50
kijken naar
to look at/look towards
51
klagen over
complain about
52
komen uit
to come from
53
krijgen van
get from/ become tired from
54
luisteren naar
to listen to
55
omgaan met
deal with/handle/
56
sparen voor
save up for
57
stoppen in
invest in/ go in to
58
verdergaan met
to continue with
59
wachten op
to wait for /stay
60
wennen aan
get used to
61
zeggen tegen
say to/ tell
62
zich zorgen maken over
to worry about
63
zin hebben in
feel like
64
zorgen voor
look after/care for
65
de afdeling
department/section
66
de vergoeding
compensation/reimbursement
67
zoals
as/like
68
zelfstandig
independant
69
de vereniging
combination
70
de belasting
the tax
71
de rekeningen
accounts
72
het lid
member
73
de monteur
the mechanic
74
de band [de banden]
the tyres
75
de rem [de remmen]
the breaks
76
de olie
the oil
77
volledig
full/complete
78
het gebouw
the building
79
de oppas
the babysitter
80
de klus
the job [wat je moet doen]
81
de taak [de taken]
the task
82
het onderhoud
the maintenance
83
repareren
to repair
84
het vervoer
the transport
85
de vrachtwagen
the truck
86
de schoonmaker
the cleaner
87
de kwaliteit
the quality
88
werkt hard [hard werken]
work hard
89
het rijbewijs
driving license
90
de kennis
the knowledge
91
het kantoor [de kantoren]
the office
92
tanken
to fuel
93
vlug
quickly [snel]
94
beschikbaar
availability
95
erg
very or to mind something [do you mind?
96
samenwerken
to work together
97
vind jij het erg om in het weekend te werken?
Do you mind working during the weekend?
98
de beroep
the position/job/de functie
99
de kennis/ de kennissen
the contact/ network
100
het voordeel
advantage
101
tijdelijk
temporary
102
het nadeel
the disadvantage
103
de sollicitatiebrief
the cover letter
104
bewaren
to keep
105
interesse hebben [in]
to have an interest in
