begrippen Flashcards

(113 cards)

1
Q

positief recht

A

het geheel van rechtsregels die op dit moment in Nederland gelden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Rechtsbronnen

A
  1. de wet
  2. de rechtspraak (jurisprudentie)
  3. de gewoonte
  4. verdragen en sommige besluiten van internationale organen
  5. algemene rechtsbeginselen
  6. gepubliceerde beleidsregels
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

soevereiniteit

A

bevoegdheid van elk land om de eigen rechtsorde vast te stellen en te onderhouden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

materieel recht

A

betreft de inhoud van rechten en plichten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

formeel recht

A

heeft betrekking op de handhaving van regels van materieel recht in procedures voor de rechter. ook procesrecht genoemd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

staatsrecht

A

bevat de grondrechten en regels die betrekking hebben op de organisatie van de staat en de bevoegdheden van staatsorganen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

bestuursrecht

A

betreft de bestuursactiviteit van de overheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

beschikking

A

een besluit van een bestuursorgaan in een individueel geval

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

burgerlijk recht (privaatrecht)

A

regelt de juridische betrekking van personen onderling. tot het burgerlijk recht worden gerekend:
- personen- en familierecht
- rechtspersonenrecht
- vermogensrecht
- handelsrecht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

strafrecht

A

geeft aan welke feiten strafbaar zijn, wie dader is en met welke sancties het plegen van de feiten wordt bestraft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

publiekrecht

A

betreft de regels over de inrichting van de staat, de bevoegdheden van zijn organen en de uitvoering van exclusief aan de overheid opgedragen taken:
- staatsrecht
- bestuursrecht
- strafrecht
- internationaal publiekrecht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

trias politica

A

leer van montesquieu. de staatsmacht moet worden gescheiden in drie machten met bijbehorende organen en functies: de wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende macht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

medebewind

A

de verplichting van lagere overheden mee te werken aan wetgeving en bestuur van de centrale overheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

democratie

A

staatsvorm waarbij burgers fundamentele invloed hebben op de overheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

rechtsbeginselen van rechtsstaat

A

de overheid is in elke hoedanigheid altijd onderworpen aan wettelijke regels en rechtsbeginselen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

parlementair stelsel

A

stelsel met als inhoud de wederzijdse betrekkingen tussen parlement en regering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

vertrouwensregel

A

de regering moet de steun/het vertrouwen hebben van het parlement om te kunnen (blijven) regeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

ministeriële verantwoordelijkheid

A

beginsel dat de minister tegenover beide kamers verantwoordelijkheid draagt voor het door hem gevoerde beleid en dat hij verplicht is zich daarvoor te verantwoorden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

klassieke grondrechten

A

fundamentele vrijheden van de burger die de overheid niet mag schenden, bescherming van deze rechten wordt door de rechter verleend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

sociale grondrechten

A

fundamentele rechten die ‘voorwerp op de zorg’ voor de overheid zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

decentralisatie

A

spreiding van de bevoegdheid tot wetgeving en bestuur over verschillende niveaus, zoals provincies, gemeenten en waterschappen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

autonomie

A

de bevoegdheid van lagere overheden hun eigen gelegenheden op het terrein van bestuur en wetgeving zelfstandig te regelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

wet in formele zin

A

elk besluit dat afkomstig is van regering en Staten-Generaal tezamen. het gaat enkel om de afkomst, niet de inhoud

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

wet in materiële zin

A

elk algemeen verbindend voorschrift. het gaat enkel om de inhoud, niet de afkomst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
codificatiegedachte
opvatting dat al het recht in wetten moet worden ondergebracht
26
recht van initiatief
het recht van leden van de tweede kamer om zelf wetsvoorstellen in te dienen
27
recht van amendement
het recht van de tweede kamer om wijzigingen in een wetsvoorstel te brengen
28
koninklijk besluit
elk besluit van de regering. inhoud is een beschikking of wetgeving (AMvB)
29
algemene maatregel van bestuur
een KB met als inhoud wetgeving. wet in materiële zin die afkomstig is van de regering. de bevoegdheid tot het maken van een AMvB berust altijd in een wet in formele zin (delegatie)
30
Raad van State
adviesorgaan van de regering voor de totstandkoming van wetten in formele zin en AMvB's. verder kent de Raad van State een Afdeling bestuursrechtspraak. deze handelt in hoger beroep sommige geschillen in bestuursrechtelijke zaken
31
Staatsblad
publicatieblad van de centrale overheid. inzet staatsblad worden wetten in formele zin en AMvB's bekendgemaakt
32
staatscourant
publicatieblad van de centrale overheid. hierin worden onder meer ministeriële regelingen bekendgemaakt
33
attributie
het scheppen en toekennen van (nieuwe) wetgevende bevoegdheid aan een bepaald orgaan
34
delegatie
het overdragen van wetgevende bevoegdheid van het ene orgaan aan het andere orgaan om nadere regels over een bepaald onderwerp vast te stellen
35
subdelegatie
overdracht van reeds overgedragen wetgevende bevoegdheid aan een ander orgaan. eveneens met het oog op de effectiviteit van het wetgevingsproces
36
hiërarchie van de wetgeving
hiërarchie model van 'hogere' en 'lagere' wetgeving in verband met de toetsing door de rechter van lagere wetgeving aan hogere wetgeving
37
legaliteitsvereisten
4 legaliteitsvereisten voor wetgeving zijn: - bevoegdheid - bekendmaking - geen strijd met hogere wetgeving - geen strijd met algemene rechtsbeginselen
38
spontaan vernietigingsrecht
recht van de kroon (de regering) om zowel verordeningen als beschikkingen van lagere overheden te vernietigen. mogelijke gronden: in strijd met het recht of algemeen belang
39
een ieder verbindende verdragsbepaling
bepalingen uit een verdrag die rechtstreeks aan een burger rechten/plichten geven. zijn te beschouwen als Nederlandse rechtspraak
40
Openbaar Ministerie
het OM is een overheidsorgaan dat is belast met de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde en met andere bij de wet vastgestelde taken
41
absolute bevoegdheid
de regels van absolute bevoegdheid/competentie schrijven voor tot welk gerecht men zich moet wenden: de rechtbank, het gerechtshof of de hoge raad
42
relatieve bevoegdheid
de regels van relatieve bevoegdheid betreffen de vraag tot welk gerecht van een bepaalde soort men zich moet wenden
43
hoger beroep
hoger beroep kan vrijwel altijd worden ingesteld tegen een uitspreek in eerste aanleg. hoger beroep van de rechtbank geschiedt in burgerlijke en strafzaken bij het gerechtshof en bij bestuurszaken bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
44
cassatieberoep
is het instellen van beroep in cassatie bij de hoge raad. dit kan meestal niet eerder dan nadat de zaak in hoger beroep is behandeld
45
schending van het recht
een van de twee cassatiegronden van art. 79 wet RO. de andere is vormverzuim
46
gewoonte
een gewoonte wordt tot rechtsbron onder 2 voorwaarden. er moet sprake zijn van een bestendig gebruik en in de kring van de betrokkenen moet de overtuiging zijn gegroeid dat het volgen van de gewoonte juridisch is voorgeschreven
47
bestuursrecht
het bestuursrecht is dat deel van het recht dat de juridische relatie tussen bestuur en burger beheerst
48
besluit
een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling
49
beschikking
elke concrete rechtsvaststelling van een bestuursorgaan ten opzichte van een individuele burger of rechtspersoon, gericht op een rechtsgevolg
50
attributie
het toekennen aan een bestuursorgaan van de bevoegdheid tot het nemen van een besluit
51
delegatie
Het overdragen door een bestuursorgaan van zijn bevoegdheid tot het nemen van besluiten aan een ander bestuursorgaan, dat deze onder eigen verantwoordelijkheid uitpefent
52
mandaat
de opdracht om in naam van een bestuursorgaan besluiten te nemen. de verantwoordelijkheid voor het besluit blijft bij het bestuursorgaan
53
procedurevoorschriften voor beschikkingen
de Awb kent een aantal procedurevoorschriften voor beschikkingen. de belangrijkste zijn: - de plicht om een belanghebbende te horen - de motiveringsplicht - de termijn waarbinnen een beschikking moet worden genomen - de bekendmaking van de beschikking
54
beleidsregel
een bij besluit vastgestelde algemene regel, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift, omtrent de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid van een bestuursorgaan
55
algemene beginselen van behoorlijk bestuur
beginselen die gaandeweg in het bestuursrecht zijn ontwikkeld. aan deze beginselen wordt de rechtmatigheid van beschikkingen (mede) getoetst
56
dwangmiddelen van de overheid
middelen waarmee een bestuursorgaan de naleving van een beschikking kan afdwingen. de belangrijkste dwangmiddelen zijn: - de last onder bestuursdwang - de last onder dwangsom - de bestuurlijke boete - het intrekken van de beschikking
57
bestuursprocesrecht
het bestuursprocesrecht bevat regels over de rechtsbescherming van de burger tegen onrechtmatige besluiten. daaronder vallen beschikkingen en concretiserende besluiten van algemene strekking
58
bezwaar
een burger die het met een besluit niet eens is, moet daartegen eerst bezwaar maken bij het bestuursorgaan dat het besluit gaf. het bezwaar moet worden omschreven in een bezwaarschrift
59
administratief beroep
een burger die het met een besluit. niet eens is, moet daartegen som niet eerst in bezwaar, maar in administratief beroep bij een ander bestuursorgaan dan dat het besluit gaf. het administratief beroep moet worden omschreven in een beroepschrift
60
beroep
als een burger het niet eens is met het besluit dat het bestuursorgaan op het bezwaar of het administratief beroep heeft gegeven, kan hij doorgaans in beroep bij de bestuursrechter door het indienen van een beroepschrift
61
voorlopige voorziening
beslissing van de voorzieningenrechter in spoedeisende geschillen over een besluit
62
objectief recht
het geheel van alle rechtsregels. het objectieve recht omschrift in het algemeen de rechten en plichten van deelnemers aan het rechtsverkeer
63
subjectief recht
een aan het objectief recht ontleende bevoegdheid van een rechtssubject
64
rechtssubject
drager van rechten en plichten. het Nederlandse recht kent als rechtssubjecten: natuurlijke personen en rechtspersonen
65
vermogen
het geheel van rechten en plichten dat op een bepaald moment aan een rechtssubject toekomt en dat op geld waardeerbaar is
66
rechtspersoon
juridische eenheid die zelfstandig aan het rechtsverkeer deelneemt. rechtspersonen worden onderscheiden in privaatrechtelijke en publiekrechtelijke rechtspersonen. voorbeelden van privaatrechtelijke;ijke rechtspersonen zijn de NV, de BV de vereniging en de stichting. voorbeelden van publiekrechtelijke rechtspersonen zijn de staat en de gemeenten
67
rechtsfeit
feit waaraan het objectieve recht één of meer rechtsgevolgen verbindt
68
bloot rechtsfeit
rechtsfeit zonder menselijk toedoen. voorbeelden zijn tijdsverloop en naburigheid
69
rechtshandeling
gedraging van één of meer rechtssubjecten waarbij een rechtsgevolg in het leven wordt geroepen dat het objectieve recht ook mogelijk maakt. de belangrijkste rechtshandeling is de overeenkomst
70
feitelijke handeling
handeling waaraan het recht rechtsgevolgen verbindt onafhankelijk van of betrokkenen dat wensen. de belangrijkste feitelijke handeling is de onrechtmatige daad
71
onrechtmatige daad
feitelijke handeling waarbij iemand aan een ander op onrechtmatige wijze schade toebrengt. het rechtsgevolg van een onrechtmatige daad is de wettelijke verplichting van de dader om de schade te vergoeden
72
rechtmatige daad
feitelijke handeling waaraan de wet gevolgen verbindt zonder dat sprake is van onrechtmatig gedrag. we kennen drie rechtmatige daden: zaakwaarneming, onverschuldigde betaling en ongerechtvaardigde verrijking
73
absoluut vermogensrecht
recht dat tegenover iedereen kan worden gehandhaafd. recht van één tegenover allen. voorbeeld is eigendomsrecht
74
relatief vermogensrecht
recht dat slechts tegenover één ander kan worden uitgeoefend. synoniemen zijn: persoonlijk recht, relatief recht en vorderingsrecht. voorbeeld: recht op levering van gekochte zaak
75
verbintenis
rechtsbeschikking tussen twee (of meer) rechtssubjecten waarbij de een recht heeft op iets waartoe de ander verplicht is. voorbeelden: het recht van het slachtoffer op schadevergoeding door de dader, het recht van de koper op levering van de verkoper
76
verrekening
wijze van tenietgaan van twee verbintenissen, waarbij twee partijen over en weer een opeisbare vordering hebben. de verordeningen worden als het ware tegen elkaar weggestreept
77
natuurlijke verbintenis
verbintenis waarvan de nakoming niet bij de rechter kan worden afgedwongen: een vorderingsrecht zonder rechtsvordering. wie echter een natuurlijke verbintenis wel is nagekomen, heeft verschuldigd betaald
78
handelingsbekwaamheid
bevoegdheid van rechtssubjecten om (onaantastbare) rechtshandelingen te verrichten
79
handlichting
het gedeeltelijk handelingsbekwaam maken van een minderjarige. handlichting is bedoeld voor minderjarigen vanaf 16 jaar die zelfstandig een bedrijf of beroep uitoefenen
80
curatele
beschermingsmaatregel waarbij een meerderjarige op bepaalde gronden handelingsonbekwaam kan worden verklaard. curatele wordt uitgesproken door de rechtbank sector kanton
81
eenzijdige overeenkomst
overeenkomst waarbij slechts één partij een verplichting heeft. voorbeeld is de schenkingsovereenkomst
82
benoemde overeenkomst
een benoemde overeenkomst is een in de wet geregelde overeenkomst. onbenoemde overeenkomsten zijn dat niet. voorbeelden van een onbenoemde overeenkomst zijn de pensionovereenkomst en de leaseovereenkomst
83
consensuele overeenkomst
voor dit type overeenkomst is de (mondelinge) wilsovereenstemming voldoende voor de geldige totstandkoming. de meeste overeenkomsten zijn consensueel
84
formele overeenkomst
overeenkomst waarbij de wet voor de totstandkoming het vervullen van één of meer formaliteiten eist. huurkoop en de koop van een huis zijn voorbeelden van een formele overeenkomst
85
wilsovereenstemming
een overeenkomst komt tot stand door aanbod en aanvaarding. het geheel heet wilsovereenstemming
86
wilsontbreken
van wilsontbreken is sprake indien de wil van de aanbieder niet overeenkomt met zijn verklaring. er komt dan geen overeenkomst tot stand. te denken valt aan gevallen waarin sprake is van een vergissing, misverstand, verspreking of verschrijving
87
vertrouwensleer
door de hoge raad in het arrest Eelman/Hin ontwikkelde leer. deze houdt in dat degene die in goed vertrouwen afgaat op de door zijn wederpartij gewekte schijn, beschermd wordt. zie ook art. 3:35 BW. deze leer speelt een rol bij het leerstuk van het wilsontbreken
88
wilsgebreken
bij de totstandkoming van een overeenkomst kan bij één of beide partijen de wil gebrekkig zijn gevormd. de 4 wilsgebreken zijn dwaling, bedrog, bedreiging en misbruik van omstandigheden. de aanwezigheid van een wilsgebrek maakt de overeenkomst vernietigbaar
89
contactvrijheid
beginsel van het overeenkomstenrecht. betreft het al of niet aangaan van een overeenkomst, de keuze van de wederpartij en de inhoud van de overeenkomst
90
zaakwaarneming
zaakwaarneming is het zich willens en wetens en op redelijke grond inlaten met de behartiging van eens anders belang, zonder de bevoegdheid daartoe aan een rechtshandeling of een elders in de wet geregelde rechtsverhouding te ontlenen
91
onverschuldigde betaling
betaling zonder rechtsgrond en daardoor onverschuldigd. de wet verplicht degene die onverschuldigd betaald kreeg, de betaling ongedaan te maken
92
ongerechtvaardigde verrijking
verrijking zonder rechtsgrond. hij die ten koste van een ander ongerechtvaardigd is verrijkt, moet op grond van de wet aan die ander de schade vergoeden tot het bedrag van de verrijking
93
arbitrage
arbitrage is rechtspraak in civiele zaken door anderen dan de overheidsrechter. arbitrage kan zijn gebaseerd op een arbitraal beding in een overeenkomst of op een afzonderlijke overeenkomst (akte van compromis geheten)
94
bindend advies
evenals arbitrage is ook bindend advies rechtspraak door derden. het bindend advies wordt onderdeel van de oorspronkelijke overeenkomst
95
bindende partijbeslissing
bindend advies door een van de contractpartijen
96
mediation
mediation is het door partijen zelf oplossen van een geschil met bemiddeling van een derde, de zogeheten mediator
97
legaliteitsbeginsel
houdt in dat feiten alleen strafbaar zijn op grond van een strafbepaling die in een wet in materiële zin is opgenomen. zie art. 16 GW en art. 1 lid 1 Sr
98
verbod van analogie
het is de rechter niet toegestaan iemand te veroordelen op grond van een feit dat niet in een wettelijke bepaling is opgenomen, maar daarmee wel een sterke gelijkenis vertoont
99
verbod van terugwerkende kracht
de wetgever mag feiten niet met een terugwerkende kracht strafbaar stellen
100
delictsomschrijving
omschrijving van een strafbaar feit in een wettelijke regeling
101
bestanddelen
zijn de onderdelen waaruit de delictsomschrijving is opgebouwd: de gedragingen en de voorwaarden waaronder deze strafbaar is
102
elementen
er zijn twee algemene voorwaarden voor de strafbaarheid van een feit: wederrechtelijkheid en schuld. dit zijn de twee elementen. als zij zijn opgenomen in de delictsomschrijving zijn het geen elementen, maar bestanddelen
103
wederrechtelijkheid
algemeen vereiste dat elk strafbaar feit in strijd met de rechtsorde moet zijn gepleegd
104
schuld
kent in het strafrecht verschillende betekenissen. met schuld als element wordt bedoeld dat de dader een verwijt moet kunnen worden gemaakt
105
poging
poging tot misdrijf is strafbaar als het voornemen van de dader zich door een begin van uitvoering heeft geopenbaard en de uitvoering alleen ten gevolge van omstandigheden buiten zijn wil niet is voltooid, zie art. 45 lid 1 Sr
106
deelneming
van deelneming is sprake als een delict door meer dan één persoon is gepleegd
107
rechtvaardigingsgronden
de rechtvaardigheidsgronden ontnemen de wederrechtelijkheid aan het feit. we kennen overmacht als noodtoestand, noodweer, wettelijk voorschrift en ambtelijk bevel
108
schulduitsluitingsgronden
de rechtvaardigheidsgronden ontnemen aan de dader strafbaarheid. de wet kent psychische overmacht, noodweerexces, onbevoegd gegeven ambtelijk bevel en ontoerekeningsvatbaarheid als schulduitsluitingsgronden. de jurisprudentie heeft daaraan avas (afwezigheid van alle schuld) toegevoegd
109
hoofdstraffen
gevangenisstraf, hechtenis, taakstraf en geldboete
110
TBS
is een beveiligingsmaatregel. tijdens de TBS wordt de tbs-gestelde (psychiatrisch) behandeld
111
ISD
de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders wordt opgelegd aan veelplegers en is bedoeld om de recidive bij hen te beëindigen
112
accusatoir proces
hierin staat het vinden van de formele waarheid voorop. de rechter is lijdelijk (passief) en hij vindt twee gelijkwaardige partijen tegenover zich. we noemen het onderzoek ter terechtzitting gematigd accusatoir
113
inquisitoir proces
hierin is de rechter samen met het OM actief bezig de materiële waarheid te achterhalen. de verdachte is onderwerp van onderzoek en heeft slechts in beperkte mate rechten. we noemen de voorfase in ons strafrecht gematigd inquisitoir