week 7 Flashcards
(75 cards)
drie rechtsgebieden burgerlijk wetboek
- personen- en familierecht
- rechtspersonenrecht
- vermogensrecht
vermogen
het geheel van op geld waardeerbare rechten en plichten dat op een bepaald moment aan iemand toekomt
(hete geheel aan activa en passiva)
vermogensrecht
- behoort tot objectief recht
- omschrijft alle subjectieve rechten en plichten die onderdeel zijn van een vermogen
(- bijvoorbeeld het betale van de koopprijs)
goederenrecht
- heeft betrekking op de verhouding tussen een persoon en een goed
- gaat over het eigendomsrecht van stoffelijke voorwerpen
- belangrijke onderwerpen is de vraag wie eigenaar is van de zaak en hoe de eigendom rechtsgeldig kan worden overgedragen
verbintenissenrecht
- heeft tot onderwerp de verhouding tussen tee of meer personen
- gaat om de aanspraak van de ene persoon jegens de andere persoon
- verbintenissen ontstaan uit een overeenkomst, maar ook uit bepaalde gedragingen waaraan het recht een gevolg verbindt
twee soorten rechtssubjecten
natuurlijke personen en rechtspersonen
rechtssubject
rechtssubject is de drager van rechten en plichten
natuurlijke personen
- zijn gedurende hele leven rechtssubject
- a het overleiden 2 gevolgen: vermogensrechten vallen in nalatenschap of vermogensrecht gaat teniet
rechtspersonen
- om redenen van doelmatigheid als juridische eenheid ontstaan en kan als gevolg daarvan zelfstandig drager zijn van rechten en plichten
- staat in vermogensrecht gelijk aan natuurlijk persoon
- elk rechtspersoon heeft een eigen vermogen, verordeningen en schulden daarvan zijn volledig gescheiden van die van zijn leden
belangrijkste privaatrechtelijke rechtspersonen
- vereniging
- stichting
- BV
- NV
voorbeelden publiekrechtelijke rechtspersonen
- de staat
- provincies
- gemeenten
- waterschappen
rechtsfeit
rechtsfeit is een feit waaraan het recht een of meer rechtsgevolgen verbindt
bloot rechtsfeit
het feit is niet aan te merken als een actieve menselijke handeling
rechtshandeling
menselijke handeling met een beoogd rechtsgevolg
(beoogd: met als doel hebben)
vereisten rechtshandeling
- ‘de wil’ is een eerste vereiste voor het ontstaan van een rechtshandeling
- de wil moet gepaard gaan met een wilsverklaring
eenzijdige rechtshandeling
- is sprake van als één persoon het beoogde rechtsgevolg tot stand brengt, medewerking van anderen is niet vereist
- bijvoorbeeld een testament
meerzijdige rechtshandeling
- er moet wilsovereenstemming zijn tussen twee of meer rechtssubjecten
- de belangrijkste is de huurovereenkomst
feitelijke handeling met rechtsgevolg
- menselijke handelingen waaraan het recht gevolgen verbindt zonder dat daarbij de bedoeling van het rechtssubject van belang is
- de wil van rechtssubject is irrelevant
onrechtmatige daad
- de feitelijke handeling waarbij iemand aan een ander op onrechtmatige wijze schade toebrengt
- meest voorkomende feitelijke handeling
- rechtsgevolg is de verplichting van de dader om aan die ander de geleden schade te vergoeden
- de wet eist niet dat de schade door de pleger van de onrechtmatige daad is beoogd (opzet in het spel)
verschil tussen rechtshandelingen en feitelijke handelingen
- bij rechtshandelingen wordt het intreden can een rechtsgevolg beoogd, bij feitelijke handelingen niet
- bij feitelijke handelingen is het niet de wil van een persoon die bepalend is voor het ontstaan van een rechtsgevolg, maar het is de wet die het rechtsgevolg verbindt aan een feitelijke gebeurtenis
rechtmatige daad
- feitelijke handeling waaraan het objectieve recht een rechtsgevolg verbindt, maar die niet in strijd is met het recht
- drie rechtmatige daden zijn zaakwaarneming, onverschuldigde betaling en onrechtmatige verrijking
wanprestatie
- is het toerekenbaar tekortkomen in de nakoming van een verbintenis (bijvoorbeeld verkeerde kleur verven)
- hier verbindt het recht diverse rechtsgevolgen aan
absoluut vermogensrecht
houdt in dat de gerechtigde een exclusieve bevoegdheid heeft tegenover iedereen, recht van één tegenover allen
relatief vermogensrecht
- werkt slechts tegenover een of enkele personen
- houdt voor de gerechtigde een bevoegdheid in om te vorderen dat een of meer bepaalde personen iets doen of nalaten
- worden ook vorderingsrechten genoemd: de een kan een prestatie vorderen aan de ander