week 7 Flashcards

(75 cards)

1
Q

drie rechtsgebieden burgerlijk wetboek

A
  • personen- en familierecht
  • rechtspersonenrecht
  • vermogensrecht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

vermogen

A

het geheel van op geld waardeerbare rechten en plichten dat op een bepaald moment aan iemand toekomt
(hete geheel aan activa en passiva)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

vermogensrecht

A
  • behoort tot objectief recht
  • omschrijft alle subjectieve rechten en plichten die onderdeel zijn van een vermogen
    (- bijvoorbeeld het betale van de koopprijs)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

goederenrecht

A
  • heeft betrekking op de verhouding tussen een persoon en een goed
  • gaat over het eigendomsrecht van stoffelijke voorwerpen
  • belangrijke onderwerpen is de vraag wie eigenaar is van de zaak en hoe de eigendom rechtsgeldig kan worden overgedragen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

verbintenissenrecht

A
  • heeft tot onderwerp de verhouding tussen tee of meer personen
  • gaat om de aanspraak van de ene persoon jegens de andere persoon
  • verbintenissen ontstaan uit een overeenkomst, maar ook uit bepaalde gedragingen waaraan het recht een gevolg verbindt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

twee soorten rechtssubjecten

A

natuurlijke personen en rechtspersonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

rechtssubject

A

rechtssubject is de drager van rechten en plichten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

natuurlijke personen

A
  • zijn gedurende hele leven rechtssubject
  • a het overleiden 2 gevolgen: vermogensrechten vallen in nalatenschap of vermogensrecht gaat teniet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

rechtspersonen

A
  • om redenen van doelmatigheid als juridische eenheid ontstaan en kan als gevolg daarvan zelfstandig drager zijn van rechten en plichten
  • staat in vermogensrecht gelijk aan natuurlijk persoon
  • elk rechtspersoon heeft een eigen vermogen, verordeningen en schulden daarvan zijn volledig gescheiden van die van zijn leden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

belangrijkste privaatrechtelijke rechtspersonen

A
  • vereniging
  • stichting
  • BV
  • NV
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

voorbeelden publiekrechtelijke rechtspersonen

A
  • de staat
  • provincies
  • gemeenten
  • waterschappen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

rechtsfeit

A

rechtsfeit is een feit waaraan het recht een of meer rechtsgevolgen verbindt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

bloot rechtsfeit

A

het feit is niet aan te merken als een actieve menselijke handeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

rechtshandeling

A

menselijke handeling met een beoogd rechtsgevolg
(beoogd: met als doel hebben)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

vereisten rechtshandeling

A
  • ‘de wil’ is een eerste vereiste voor het ontstaan van een rechtshandeling
  • de wil moet gepaard gaan met een wilsverklaring
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

eenzijdige rechtshandeling

A
  • is sprake van als één persoon het beoogde rechtsgevolg tot stand brengt, medewerking van anderen is niet vereist
  • bijvoorbeeld een testament
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

meerzijdige rechtshandeling

A
  • er moet wilsovereenstemming zijn tussen twee of meer rechtssubjecten
  • de belangrijkste is de huurovereenkomst
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

feitelijke handeling met rechtsgevolg

A
  • menselijke handelingen waaraan het recht gevolgen verbindt zonder dat daarbij de bedoeling van het rechtssubject van belang is
  • de wil van rechtssubject is irrelevant
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

onrechtmatige daad

A
  • de feitelijke handeling waarbij iemand aan een ander op onrechtmatige wijze schade toebrengt
  • meest voorkomende feitelijke handeling
  • rechtsgevolg is de verplichting van de dader om aan die ander de geleden schade te vergoeden
  • de wet eist niet dat de schade door de pleger van de onrechtmatige daad is beoogd (opzet in het spel)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

verschil tussen rechtshandelingen en feitelijke handelingen

A
  • bij rechtshandelingen wordt het intreden can een rechtsgevolg beoogd, bij feitelijke handelingen niet
  • bij feitelijke handelingen is het niet de wil van een persoon die bepalend is voor het ontstaan van een rechtsgevolg, maar het is de wet die het rechtsgevolg verbindt aan een feitelijke gebeurtenis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

rechtmatige daad

A
  • feitelijke handeling waaraan het objectieve recht een rechtsgevolg verbindt, maar die niet in strijd is met het recht
  • drie rechtmatige daden zijn zaakwaarneming, onverschuldigde betaling en onrechtmatige verrijking
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

wanprestatie

A
  • is het toerekenbaar tekortkomen in de nakoming van een verbintenis (bijvoorbeeld verkeerde kleur verven)
  • hier verbindt het recht diverse rechtsgevolgen aan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

absoluut vermogensrecht

A

houdt in dat de gerechtigde een exclusieve bevoegdheid heeft tegenover iedereen, recht van één tegenover allen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

relatief vermogensrecht

A
  • werkt slechts tegenover een of enkele personen
  • houdt voor de gerechtigde een bevoegdheid in om te vorderen dat een of meer bepaalde personen iets doen of nalaten
  • worden ook vorderingsrechten genoemd: de een kan een prestatie vorderen aan de ander
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
twee soorten volledige rechten (absoluut vermogensrecht)
- eigendomsrecht - voortbrengsel van de menselijke geest
26
eigendomsrecht
- meest omvattende recht dat men op een zaak kan hebben - staat de eigenaar met uitsluiting van ieder ander vrij met zijn zaak al datgene te doen wat hij wil
27
voortbrengsel van de menselijke geest
- zijn in tegenstelling met het eigendomsrecht niet aan een zaak verbonden - betrekking op de in die objecten belichaamde ideeën, ontwerpen en vondsten - voorbeelden zijn auteursrecht, octrooirecht en merkenrecht
28
beperkte rechten
- volgens art. 3:8 BW een recht dat is afgeleid uit een meer omvattend recht (zoals eigendomsrecht) dat met het beperkte recht is bezwaard - sommige beperkte rechten kunnen rusten op goederen
29
3 beperkte rechten die op een zaak en een recht kunnen worden gevestigd
- vruchtgebruik - pand - hypotheek
30
beperkte rechten die alleen op een zaak rusten
- beperkte zakelijke rechten - BW kent erfdienstbaarheid, erfpacht, opstal en het appartementsrecht
31
andere indeling beperkte rechten
- verdeeld in genotsrechten en zekerheidsrechten - genotsrechten: geven de gerechtigde het recht van de zaak feitelijk gebruik te maken - zekerheidsrechten: beperkten het beschikkingsrecht van de eigenaar over zijn goed, omdat hij daarmee een derde zekerheid verschaft
32
vorderingsrecht
- is de aanspraak van de ene deelnemer aan het rechtsverkeer op een andere deelnemer - inhoudt bestaat uit een prestatie
33
verbintenis
- rechtsbetrekking tussen twee of meer personen, bij welke de een tot iets gerechtigd is waartoe de ander verplicht is - degene die op grond can verbintenis iets te vorderen heeft, wordt schuldeiser of crediteur genoemd - degene die de prestatie moet verrichten wordt schuldenaar of debiteur genoemd
34
tenietgaan van verbintenissen
- gaan teniet doordat de prestatie is nagekomen - de prestatie kan ook door een ander dan de schuldenaar worden nagekomen, tenzij haar inhoud of strekking zich daartegen verzet
35
verrekening
- bijzondere manier van tenietgaan verbintenissen
36
verbintenissen uit een rechtshandeling
- rechtshandeling is een menselijke handeling met een beoogd rechtsgevolg - in een overeenkomst worden over een weer een of meer rechtsgevolgen beoogd
37
verbintenissen uit de wet
- onrechtmatige daad de belangrijkste bron - kan ook ontstaan door de drie soorten rechtmatige daden (zaakwaarneming, onverschuldigde betaling en onrechtmatige verrijking) - bij deze verbintenissen verbindt de wet aan een bepaald rechtsfeit rechtstreeks een of meer rechtsgevolgen
38
natuurlijke verbintenis
- een rechtens niet-afdwingbare verbintenis, geen processueel recht (de crediteur kan de debiteur niet bij de rechter tot nakoming dwingen) - hetgeen der voldoening aan een natuurlijke verbintenis is voldaan, kan niet worden teruggevorderd, het is geen onverschuldigde betaling - kan zich ook voordoen als de wet/rechtshandeling aan een verbintenis de afdwingbaarheid onthoudt
39
dwingende morele verplichting
wordt opgeleverd door natuurlijke verbintenis
40
omzetting natuurlijke verbintenis
- kan omgezet worden door een overeenkomst - de schuldenaar uit natuurlijke verbintenis kan aan de schuldeiser een aanbod doen tot omzetting in een gewone verbintenis. als schuldeiser dit aanbod ter kennis is gekomen en hij niet onverwijld afwijst, komt de omzettingsovereenkomst tot stand (geen schenking)
41
handelingsbekwaamheid
'iedere natuurlijke persoon is bekwaam tot het verrichten van rechtshandelingen, voor zover de wet niet anders bepaalt'
42
nietige rechtshandelingen
hiervan spreken we als het beoogde rechtsgevolg in het geheel niet intreedt, omdat de wet dit verbiedt
43
vernietigbare rechtshandeling
- is op zichzelf geldig, maar aantastbaar, kan achteraf op 2 manieren worden vernietigd 1. door een buitenrechtelijke verklaring (zonder tussenkomst van de rechter) 2. door bij de rechter de rechtshandeling te laten vernietigen - minderjarigen en onder curatele gestelden kunnen deze rechtshandelingen verrichten
44
wanneer is een minderjarige handelingsbekwaam
minderjarige is bekwaam om rechtshandelingen te verrichten, mits hij met toestemming van zijn wettelijk vertegenwoordiger handelt en voor zover de wet niet anders bepaald
45
toestemming minderjarige
- kan uitdrukkelijk worden verleend maar ook worden verondersteld - toestemming wordt verondersteld aan de minderjarige als het een rechtshandeling betreft waarvan het in het maatschappelijk verkeer gebruikelijk is dat minderjarigen van zijn leeftijd deze zelfstandig verrichten
46
rechtshandeling minderjarige vernietigbaar
- het geval wanneer een minderjarige een rechtshandeling verricht zonder toestemming van de wettelijk vertegenwoordiger en later komt vast te staan dat deze wel nodig was - wederpartij moet zich afvragen of deze nodig is, want wanneer bijvoorbeeld een koop wordt vernietigd moet de verkoper de koopprijs teruggeven en het verkochte product terugnemen
47
handlichting
- het toekennen aan een minderjarige van bepaalde bevoegdheden van een meerderjarige, bijvoorbeeld met het oog op het uitoefenen van een beroep/bedrijf - mogelijk vanaf 16 jaar - wordt door kantonrechter in vorm van beschikking verleent en moet worden gepubliceerd in staatscourant en 2 dagbladen
48
wanneer kan meerderjarige onder curatele worden gesteld?
- wanneer hij tijdelijk/duurzaam zijn belangen niet behoorlijk waarneemt of zijn veiligheid of andere in gevaar brengt, als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand of de gewoonte van drank- of drugsmisbruik - wordt door de kantonrechter uitgesproken in de vorm van beschikking (de opheffing ook) - kan worden uitgesproken wanneer behartiging van de belangen niet met een meer passende en minder verstrekkende voorziening kan worden bereikt
49
onder curatele gestelde handelingsonbekwaam
- de onder curatele gestelde is vanaf het moment dat de kantonrechter dat heeft uitgesproken handelingsonbekwaam - zijn rechtshandelingen zijn vernietigbaar - rechtshandeling alleen onaantastbaar met toestemming van zijn curator
50
procedure onder curatele stellen
- de betrokken persoon zelf, echtgenoot, naaste familieleden en het OM kunnen ondercuratelestelling verzoeken - rechter benoemt een curator, die zolang de curatele duurt optreedt als wettelijk vertegenwoordiger van ed curandus
51
obligatoire overeenkomst
- overeenkomst waarbij partijen een of meer verbintenissen doen ontstaan - ook verbintenisscheppende overeenkomst genoemd - ' een overeenkomst in de zin van deze titel is een meerzijdige rechtshandeling, waarbij een of meer partijen jegens een of meer andere een verbintenis aangaan
52
3 manieren om obligatoire overeenkomsten te onderscheiden
- wederkerige en eenzijdige overeenkomsten - benoemde en onbenoemde overeenkomsten - consensuele en formele overeenkomsten
53
wederkerige en eenzijdige overeenkomst
- uit een wederkerige overeenkomst vloeien over en weer verplichtingen/verbintenissen voort. - een eenzijdige overeenkomst wordt ook tussen twee of meer partijen gesloten, maar bevat maar één verbintenis/verplichting, belangrijke voorbeelden zijn de schenkingsovereenkomst en de borgtochtovereenkomst - onderscheid is belangrijk omdat alleen bij wederkerige overeenkomsten de crediteur een opschortingsrecht en een recht op ontbinding van de overeenkomst heeft wanneer de wederpartij haar verplichtingen niet nakomt
54
benoemde en onbenoemde overeenkomsten
- benoemde overeenkomsten zijn de obligatoire overeenkomsten die in de wet nader zijn geregeld, bijvoorbeeld een koopovereenkomst - onbenoemde overeenkomsten zijn niet door de wet benoemd, hierop zijn alleen de algemene bepalingen inzake overeenkomsten (boek 6 BW) van toepassing
55
consenmsuele en formele overeenkomsten
- bij consenmsuele overeenkomsten is het voor de rechtsgeldige totstandkoming voldoende dat partijen het over de overeenkomst eens zijn, voor het bewijs is het verstandig een akte op te stellen - bij formele overeenkomst geldt dat ze pas rechtsgeldig tot stand komen als aan een bepaald vormvereiste is voldaan (wilsovereenstemming niet voldoende), vaak is dit een akte
56
aanbod en aanvaarding
- overeenkomst tussen partijen komt tot stand door een aanbod van de ene partij en de aanvaarding door de wederpartij (wilsovereenstemming) - aanbod en aanvaarding zijn beide eenzijdige rechtshandelingen, partijen beogen daarmee ieder een rechtsgevolg: tot stand brengen van de overeenkomst met haar juridische gevolgen
57
kenbaarheid
- 'een rechtshandeling vereist een op een rechtsgevolg gerichte wil die zich door een verklaring heeft geopenbaard'
58
onherroepelijk aanbod
- soms is een aanbod door de erin gestelde termijn of uit zijn aard onherroepelijk (bijvoorbeeld advertentie in de krant) - iemand in een winkel kan een aanbod wel herroepen
59
wilsontbreken
- de aanbieder deelt in zijn aanbod aan de wederpartij iets mee terwijl hij eigenlijk iets anders wil, gebeurd vaak bij een misverstand, vergissing, verspreking en verschrijving - er is geen overeenstemmende wil, dus geen sprake van een geldige rechtshandeling, er komt geen overeenkomst
60
gewekte schijn
- wanneer iemand iets verklaart dat niet met zijn wil overeenstemt wekt zijn verklaring wel de schijn dat hij iets wil terwijl hij eigenlijk iets anders wil - degene die op de door zijn wederpartij gewekte schijn afgaat wordt door het recht beschermd
61
vertrouwensleer
wie in gerechtvaardigd vertrouwen afgaat op de verklaring van een ander, wordt onder een aantal voorwaarden wettelijk beschermd
62
wilsgebreken
- wil en verklaring stemmen wel overeen, maar de wil is gebrekkig tot stand gekomen - bijvoorbeeld door bedreiging - als je wel in vrijheid zou kunnen bepalen, werd er een andere keus gemaakt - belangrijkste gevolg is dat de rechtshandeling hierdoor vernietigbaar is geworden
63
de 4 wilsgebreken
- bedreiging - bedrog - misbruik van omstandigheden - dwaling
64
dwaling
- een overeenkomst is onder invloed van dwaling gesloten als bij (een van) beide partijen sprake is geweest van een onjuiste voorstelling van zaken - vereisten zijn: 1. iemand heeft zich vergist 2. die persoon zou de overeenkomst niet aangaan als hij ten tijde van het sluiten van de overeenkomst een juiste voorstelling van zaken zou hebben gehad
65
wanneer is beroep op dwaling mogelijk?
- de wederpartij geeft een verkeerde inlichting (voor succesvol beroep moest kenbaar zijn dat de door haar gegeven inlichting voor de ander van doorslaggevende betekenis was) - de wederpartij zwijgt ten onrechte - beide partijen hebben gedwaald (hiervan is sprake als de wederpartij bij het sluiten van de overeenkomst van dezelfde onjuiste veronderstelling van de dwalende is uitgegaan)
66
bedrog
- bedriegende partij doet bij haar wederpartij/slachtoffer willens en wetens een onjuiste voorstelling van zaken ontstaan door het toepassen van een zogenoemde kunstgreep - 2 voorbeelden van een kunstgreep: opzettelijk onjuiste mededeling en het opzettelijk verzwijgen van een feit dat de verzwijgen verplicht was mee te delen
67
bedreiging
- hieronder wordt verstaan het uitoefenen van psychische dwang waardoor de wil wordt beïnvloed - de wet eist dat bedreigt wordt met nadeel in persoon of goed, zoals verlies van leven/gezondheid, Eer of goede naam, verlies in vermogen - de bedreiging moet onrechtmatig zijn - van het wilsgebrek bedreiging is pas sprake als de bedreigde persoon niet alleen zelf de bedreiging als zodanig heeft ondervonden, maar als ook een derde die zich naderhand in diens positie verplaatst, in redelijkheid van oordeel is dat inderdaad onrechtmatige beïnvloeding heeft plaatsgevonden
68
misbruik van omstandigheden
- komt erop neer dat men door gebruik te maken van de bijzondere omstandigheden waarin de wederpartij zich bevindt, die wederpartij brengt tot het verrichten van een rechtshandeling die zij anders niet hadden verricht
69
drie groepen beperkingen van de overeenkomst
1. de overeenkomst is in strijd met een dwingende wetsbepaling (voornamelijk bepalingen in een wet in de formele zin) 2. de overeenkomst is in strijd met de goede zeden (hiermee wordt verwezen naar normen die voortvloeien uit het ongeschreven recht) 3. de overeenkomst is in strijd met de openbare orde (hieronder vallen de fundamentele beginselen van de huidige maatschappelijke organisatie
70
voorbeelden verbintenissen uit de wet
- buren verplichtingen naar elkaar - verplichtingen van het verschaffen van levensonderhoud door ouders aan hun kinderen - onrechtmatige daad - in overeenkomstenrecht: de wettelijke verplichting om na ontbinding van een wederkerige overeenkomst de reeds nagekomen prestaties ongedaan te maken
71
zaakwaarneming
het zich willens en wetens en op redelijke grond inlaten met de behartiging van het belang van een ander, zonder bevoegd te zijn tot deze rechtshandeling of een elders in de wet geregelde rechtsverhouding te ontlenen. zaakwaarneming handelt spontaan en op eigen initiatief, hij ontleent geen bevoegdheid om op te treden
72
rechtsgevolgen zaakwaarneming
- zaakwaarneming levert verbintenis uit de wet op, belanghebbende is gehouden om aan de zaakwaarnemer de schade te vergoeden die deze als gevolg van de zaakwaarneming leidt - zaakwaarnemer is verplicht om de nodige zorg te betrachten en zo nodig de zaakwaarneming voort te zetten - de zaakwaarnemer is bevoegd om rechtshandelingen te verrichten in de naam van de belanghebbende, voor zover zijn belang daardoor naar behoren wordt behartigd
73
onverschuldigde betaling
wanneer een verbintenis wordt nagekomen zonder dat daarvoor een rechtsgrond bestaat
74
ongedaanmaking onverschuldigde betaling
- degene die een ander zonder rechtsgrond een goed heeft gegeven is gerechtigd dit van de ontvanger als onverschuldigd betaald terug te vorderen - als het gaat om een onverschuldigd betaalde geldsom, moet de terugbetaling uit een gelijk bedrag bestaan - als een andere prestatie wordt verricht, is degene die zonder rechtsgrond de prestatie verkrijgt, verplicht tot ongedaanmaking daarvan
75
ongerechtvaardigde verrijking
- 'hij die ongerechtvaardigd is verrijkt ten koste van een ander, is verplicht om - voor zover dit redelijk is - diens schade te vergoeden tot het bedrag van zijn verrijking - 4 elementen: 1. verrijking bij de een 2. verrijking bij de ander 3. geen redelijke grond (ongerechtvaardigd) 4. en voldoende verband tussen verrijking en verarming (ongerechtvaardigd - max. van de schadevergoeding (verplichting uit de wet) is het bedrag van de verrijking of geleden schade - verrijking is alleen ongerechtvaardigd als elke redelijke grondslag daarvoor ontbreekt