Cognitie Flashcards

(30 cards)

1
Q

Morele-cognitieve achterstand

A

Achterstand in het ontwikkelingsniveau van moreel redeneren
- primaire en secundaite cognitieve distorties = distorties in sociale perceptie
–> egocentriciteit en verminderd perspectief nemen
–> karakteristieke neigingen in plaats van onvermogen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Moreel oordeel

A

Beredeneerde evaluatie van of besluit over sociale acties en waardes of deze goed of niet goed zijn
–> gaat niet om uiteindelijke evaluatie of besluit, maar de weg ernaar toe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Stadia van morele ontwikkeling
- Gibbs 2019

A

Onvolwassen stadia (pre-adolescentie)
Volwassen stadia (adolescentie)
–> Achterstan = blijven hangen in pre-adolescentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Onvolwassen stadia
- pre-adolescentie

A
  • moraliteit gebaseerd op concrete consequenties (centraties)
  • moralitei gebaseerd op wederkerigheid (uitwisselingen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Volwassen stadia
- adolescentie

A
  • moraliteit gebaseerd op wederkerige basis van relaties (mutualiteiten)
  • moraliteit gebaseerd op het brijdragen aan een functionerende samenleving (systemen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Morele ontwikkeling en criminaliteit

A
  • Delinquente jongeren en jongeren met gedragsstoornissen vaker dan leeftijdsgenoten in stadia 1 en 2
  • meer oppervlakkig redeneren hangt samen met meer egocentische manieren van denken en meer egoïstische motieven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Cognitieve distorties

A

Inaccurate of bevooroordeelde manieren van het interpreteren van ervaringen
- onderscheid tussen primaire en secundaire distorties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Primaire cognitieve distorties
- self-centered

A
  • egocentrische houdingen en overtuigingen
  • weinig of zelfs geen overweging van interesses van anderen
    –> belangrijke risicofactor van antisociaal gedrag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Secundaire cognitieve distorties
- protective

A
  • beschermen individu tegen empathische stress of schuldgevoelens bij het opvangen van negatieve gevoelens slachtoffer en potentiële inconsistentie tussen zelf-concept en antisociaal gedrag t.o.v. anderen
  • beschermen primaire distorties en eigenwaarde
  • ook gelinkt aan antisociaal gedrag: lagere empathie en minder zelf-gerapporteerde delinquentie en meer agressie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Types secundaire cognitieve distorties

A
  • anderen de schuld geven
  • uitgaan van het ergste
  • minimaliseren/mislabelen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Anderen de schuld geven

A
  • onterecht toeschrijven van schulld aan externe individuen of factoren
  • schuld toeschrijven aan het specifieke slachtoffer of het over-gealgemeniseerde slachtoffer
    –> plaats dader in de plaats van het slachtoffer, valideert hun acties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Uitgaan van het ergste

A
  • kwaadaarige intenties toeschrijven aan aanderen (= hostile attribution bias)
  • uitgaan van de meest negatief-mogelijke uitkomst (voor anderen en zelf)
    –> kan zowel bijdragen aan agressie als aan depressie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Minimaliseren/mislabelen

A
  • schade minimaliseren of gedrag als acceptabel en zelfs nobel zien
  • anderen kleineren of dehumaniseren
  • focusen op enkel het stukje gedaan door de persoon zelf, niet rol in bredere antisociale of criminele actie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Bandura’s mechanismes van morele ontkoppeling

A

= goed praten van daden
- onderhouding
- verwijdering van remming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

De dader als active agent

A

Wanneer we criminaliteit proberen te verklaren, vaak de nadruk op factoren buiten mensen hun controle
–> zien persoon biologisch organisme in plaats van active agent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Mensen begrijpen hun leven als verhaal
- narratieve aanpak

A
  • subjectieve hervertelling van wie men is en hoe men die persoon is geworden (gevoel van coherentie en uniteit)
  • betekenisverlenging aan gebeurtenissen
  • kunnen focussen op het hele levensverhaal of verhalen over een specifieke episode
    –> draagt niet alleen bij aan een retrospectieve interpretatie maar geeft ook richting aan de toekomst
17
Q

Intimiteit en macht (potency)

A

Binnen dit verhaal, kunnen interpreteren wat mensen vertellen en hoe ze vertellen
–> focus op thematische inhoud: communion and agency
- deel van veel modellen van motivatie

18
Q

Intimiteit

A

Persoonlijke connectie met het slachtoffer en het willen schaden van hen in het bijzonder

19
Q

Macht (potency)

A

In controle zijn van de situatie en het slachtoffer, het willen maximaliseren van winst

20
Q

Narrative Roles Questionnaire

A

Voor inzicht in hoe daders hun eigen rol zien in hun misdaden, focus op hoe ze hierover impliciet praten
–> interviews met daders gecodeerd en omgezet in een 33-statement vragenlijst

21
Q

Voor- en nadelen narrative roles questionnaire

A

Voordelen: minder kans dat defensieve reacties worden geactiveerd; minder sociale wensbaarheid; kan gebruikt worden bij daders met gelimiteerde introspectie
Nadelen: retrospectieve interpretatie van de gebeurtenis (recall bias, ontwikkelingen na de gebeurtenis)

22
Q

Narratieve criminele rollen

A

Macht vs. intimiteit
- Wraaknemer: hoge macht en hoge intimiteit
- Professional: hoge macht en lage intimiteit
- Slachtoffer: lage macht en hoge intimiteit
- Tragische held: lage macht en lage intimiteit

23
Q

Wraaknemer

A

Hoge intimiteit en hoge macht
–> kalm, weinig arousal en negatieve emotionele staat

24
Q

Slachtoffer

A

Hoge intimiteit en lage macht
–> veel arousal, negatieve emotionele staat

25
Professional
Lage intimiteit en hoge macht --> kalm, weinig arousal, neutrale of zelfs licht-positieve emotionele staat
26
Tragische held
Lage intimiteit en lage macht --> veel opwinding, niet volledig negatieve emotionele staat
27
Cognitief component van narratieve rollen
Narratieve rollen zijn gelinkt aan neutralisatie en morele ontwoppelingsstrategieën - hoge intimiteit= distorties gefocust op doelen van dader - lage intimiteit= distorties gefocust op minimaliseren van schade - hoge macht= distorties gfocust op evaluatie van actie - lage macht= distorties gefocust op toewijzen van verantwoordelijkheid aan situatie en aan anderen
28
Affectief component van narratieve rollen
Arousal en valentie resulteert in 4 toestanden: opgetogenheid, ongemak, depressie en kalmte - hoge intimiteit= lage valentie - hoge intimiteit, en zoeken naar erkenning= neutraal tot hoge valentie - hoge macht= lage arousal - lage macht= hoge arousal
29
Identiteit component van narratieve rollen
- daderschap, in de kern, is een interpersoonlijke transactie - identiteit gaat over psychologische macht en dominatie van dader over slachtoffer en andersom
30
Narratieve criminele rollen in de therapeutische context
Narratieve rollen vertellen ons iets over hoe daders zichzelf zien en willen gezien worden - (depressief) slachtoffer rol vaker bij mensen met mentale stoornissen - wraaknemen vaker bij mensen met een persoonlijkheidsstoornis --> focus behandeling op gewaarwording van rollen en het leren herconstrueren van persoonlijke verhalen op meer adaptieve manieren