College 8: Taal en waarheid, Jacques Derrida en het schrift Flashcards Preview

metafysica > College 8: Taal en waarheid, Jacques Derrida en het schrift > Flashcards

Flashcards in College 8: Taal en waarheid, Jacques Derrida en het schrift Deck (23)
Loading flashcards...
1
Q

Wat is de koppeling tussen Derrida en Deleuze?

A

Deleuze en Derrida denken beiden dat verschil voorafgaat aan identiteit. Derrida gebruikt daarvoor zijn eigen terminologie. Hij denkt dat het verschil ligt in de taal.

2
Q

Hoe beschrijft Derrida taal en hoe wordt dit gekoppeld aan Plato (en de omkering van het Platonisme)?

A

Er is iemand die iets wilt zeggen. Diegene heeft een gedachte in zijn hoofd die hij wil uitdrukken. De denker is de vader van het woord. Dan hebben we de eerste representatie van de gedachte in de gesproken taal. Het simulacrum gaat gespeeld worden door het schrift. De geschreven taal wordt door Plato gezien als representatie van de gesproken taal. Het schrift is de afbeelding van de gesproken taal. De geschreven taal probeert de klanken van onze gesproken taal te beschrijven, die kijkt alleen naar de wijze waarop iets gezegd wordt. Het representeert onze stem en de stemgeluiden die wij gebruiken als we spreken. De geschreven taal is de taal die het verschil in gaat brengen.

3
Q

Wat heeft metafysica met taal te maken?

A

Metafysica is oorsprongsdenken. Wat is afgeleid van de oorsprong vindt zijn waarheid in die oorsprong en voegt zelf niets toe aan die oorsprong. De oorsprong van een woord is iemand die dat woord wil uitspreken, die ene idee wil communiceren via gesproken taal. Van de oorsprong is het woord dat uitgesproken wordt afgeleid. Als we willen weten wat de betekenis is van de gesproken taal, moeten we terug naar de oorsprong; daar vinden we de waarheid.

4
Q

Wat doe je als je iets niet begrijpt wat gezegd wordt?

A

Als iemand iets vertelt en je begrijpt het niet, ga je vragen wat diegene bedoelt. Dan kan die persoon hetzelfde idee met andere woorden proberen uit te leggen. Je kan gewoon met andere woorden spreken. De waarheid/betekenis van de gesproken taal vind je bij de oorsprong. Stel je gaat de opname van een college bekijken (staat geschreven in bits) dan krijg je geen antwoord als je iets niet begrijpt. De geschreven taal heeft afstand van de vader van het woord. De weg naar de oorsprong is zo lastig te maken. Het inzicht in de gesproken taal is niet te vinden in de geschreven taal.

5
Q

Waarom heeft de geschreven taal dezelfde vorm als schilderen volgens Plato?

A

Je krijgt de indruk dat het leven lijkt, maar dat is niet zo. Je denkt dat die geschreven taal een begrip heeft. Maar als je een vraag te verheldering stelt, lees je steeds dezelfde zin. Er verandert helemaal niets. Voor Plato en Socrates is dat een gebrek aan begrip.

6
Q

Wat is er problematisch aan het schrift volgens Plato en Socrates?

A

Als iets geschreven is en je zet het in de bibliotheek dan is het voor iedereen toegankelijk, ook voor mensen die er niets van begrijpen. Maar als iemand het leest die het niet snapt, dan staat het schrift open voor interpretaties die nergens op slaan. De vader van het woord kan zich richten op het publiek (specialisten). Het schrift kan geen onderscheid maken. Je ziet dat de geschreven taal afhankelijk is van de vader van het woord, maar de vader van het woord is weg. Dus het schrift is in staat om langer voort te duren dan de vader van het woord aanwezig is. De geschreven taal kan geen beroep doen op zijn vader en is daarom een weeskind.

7
Q

Wat is Derrida’s reactie op de tegenstribbeling met de opkomst van het schrift.

A

Het schrift is het afgeleide (het supplement) bij de oorspronkelijke taal die bekend is bij de vader van het woord. Het is een soort toevoeging. Als we kijken naar het werk van Plato, dan zien we dat we dat nog steeds lezen en over Plato’s werk nadenken. Als we Plato lezen denken we in de buurt te komen van Plato’s denken. Moeten we dan niet zeggen dat het supplement de mogelijkheidsvoorwaarde is om nog over de betekenis van de teksten en denkbeelden van Plato kunnen spreken? Dankzij het schrift kunnen we het nog over Plato hebben. De traditie van het denken is alleen maar mogelijk, doordat we gebruik kunnen maken van Plato.

8
Q

Hoe reageert Derrida op de verschillende interpretaties van een tekst?

A

Het supplement staat dus bloot voor misinterpretaties, waardoor het verschil in het spel wordt gebracht ten opzichte van de oorspronkelijke betekenis. Maar het supplement zorgt er ook voor dat we het gedachtegoed van vroeger tot beschikking hebben. Is het überhaupt zinvol om te streven naar de oorsprong van het supplement, als het lijkt alsof de oorsprong verloren is gegaan? Dat wij de tekst op meerdere manieren kunnen interpreteren lijkt juist een verrijking van de tekst.

9
Q

Waar heeft Derrida aandacht voor?

A

Derrida vindt het supplementaire belangrijk, daar moeten we aandacht aan besteden. Je kunt een boek van Plato herschrijven en dan alleen alle argumenten op schrijven. Dan laat je teksten erom heen weg. Dit doet dan niet perse recht aan de argumenten. Het is een wezenlijk ander supplement.

10
Q

Welke figuren komt Derrida tegen in de teksten van Plato?

A

Vader, kind en weeskind. Het spreken is het echte kind van de vader (het inzicht, de spreker zelf) en het schrijven is het weeskind. Dat wil zeggen dat het weeskind niet dezelfde relatie onderhoudt met de vader als het kind. Het weeskind kan niet rekenen op de hulp van de vader. Hiermee bedoelt Plato dat als we in gesprek zijn en als je dan iets niet begrijpt kan je je eigen woorden te hulp spreken. Dan probeer je het op een andere manier uit te leggen. Bij het schrift is het anders. Een boek kan niet meer uitleggen geven, als de auteur (de vader) al dood is.

11
Q

Wat is de term deconstructie?

A

Het is de term waarmee Derrida beroemd is geworden. Het is het ontmantelen van de tekst. Hij ziet een tekst als een soort bouwwerk. In dat werk heb je hoofd- en bijmotieven, maar soms lijken die twee haak aan elkaar. Soms blijken bepaalde hoofdmotieven niet echte hoofdmotieven te zijn. Derrida is een lezer van de teksten van de filosofie. Hij probeert te laten zien waar voortdurend hiërarchieën worden gemaakt en hij probeert te laten zien dat die hiërarchieën niet houdbaar zijn.

12
Q

Wat is Husserls probleem met de meetkunde?

A

Het gaat over de oorsprong van de meetkunde, dat boek heeft Derrida vertaald. Volgens Plato bestaan meetkundige vormen in de Ideeënwereld. Daar gelooft Husserl niet in. De meetkundige objecten zijn menselijke constructies. Het menselijk bewustzijn heeft die dingen gemaakt. Bij Husserl zijn er geen materiële objecten. Het zijn objecten die wij met de rede maken. Dat betekent dat deze objecten in de geschiedenis van de mens zijn uitgevonden. Volgens Husserl hebben we dan en probleem, want hoe kunnen we de objectiviteit van die objecten denken? Hoe blijft die objectiviteit permanent geldig.

13
Q

Leg Derrida’s lectuur van Husserl uit.

A

We hebben taal nodig, waarin objecten bewaard blijven. Taal wordt de uitwendige manier waarop de meetkundige objecten bestaanswijze krijgen. Volgens Derrida hangt objectiviteit van het schrift af. Maar het schrift is precies datgene dat buiten het bewustzijn staat. Dus Husserl introduceert een extern hulpmiddel. Het schrift is de mogelijkheidsvoorwaarde om supplementen, als de meetkunde, te bewaren.

14
Q

Wat is reactivering?

A

Een technische term bij Husserl. Hoe kan ik op basis van uitwendige schrift weer toegang krijgen tot de oorspronkelijke betekenis? We hebben veruitwendigen nodig om terug te komen tot de oorspronkelijke betekenis, we moeten dat reactiveren. We krijgen toegang tot het woord via het geschreven woord. De geschreven taal is noodzakelijk voor de toegang tot het oorspronkelijke woord, maar daarbij weten we nooit zeker of we de werkelijke betekenis te pakken hebben.

15
Q

Waarom is metafysica een soort aanwezigheidsdenken?

A

De vader is aanwezig bij de gesproken taal en het verschil dat het schrift introduceert met betrekking tot de gesproken taal is precies de afwezigheid van de vader. De filosofie wil graag bij de aanwezigheid van de vader van het woord blijven. Maar de oorspronkelijke betekenis is altijd afhankelijk van het schrift, dus van de afwezigheid. De aanwezigheid is altijd besmet met de afwezigheid. Als ik een tekst van Plato interpreteer weet ik helemaal niet of ik terugkeer naar de oorspronkelijke betekenis. Het gaat over het uitzaaien van betekenis. We krijgen nieuwe denkbeelden en nieuwe gedachten. Hetgeen gevaarlijk wordt gezien in de metafysica (de afwezigheid van de vader) is voor Derrida iets positiefs.

16
Q

Wat is er bijzonder aan het woord pharmakon?

A

Derrida wijst op de term pharmakon, die medicijn of vergif betekent. Dus hoe moeten we dat interpreteren? In het laatste deel wordt het schrift beschreven als een pharmakon, maar hoe moeten dat dan interpreteren? Derrida vindt het een ambigue begrip. Hij probeert het te onderscheiden van een louter negatieve interpretatie van het schrift die Plato lijkt te beschrijven.

17
Q

Wat zegt Derrida over een citaat van Socrates?

A

Socrates wordt gevraagd om mee te komen praten over een tekst. Maar hij hoort mensen op de markt praten (zijn vaste stekkie). Er is een pharmakon die Socrates verleidt om de stad te verlaten. Derrida zegt dat het citaat verborgen letters bevat. Socrates wordt erdoor aangetrokken, doordat de betekenis van de tekst niet zo maar is in te zien. Het zet ons aan het denken, doordat de betekenis nog verborgen is. Derrida zegt dat het de verborgenheid van de oorsprong is, waardoor het schrift aantrekkelijk is.

18
Q

Hoe wordt het schrift opgevat tijdens de antieke wijsbegeerte?

A

Het schrift is een uitwendig geheugen. Het leidt tot vergetelheid, niet tot aandacht of echte kennis. Het lijkt alsof het niet je eigen is, je gaat het vergeten. De gedachte van over onze ziel is dat het van onszelf is, waar wij alleen toegang tot hebben. Als we taal gaan schrijven en spreken dan is het iets dat wij ons hebben aangeleerd. Het zijn tekens van iemand anders. Het is niet aan onszelf uniek en daardoor kunnen ze misbruikt worden. We kunnen taal iets anders laten zeggen dan het eigenlijk wil, dat komt doordat het extern is. Bij de gesproken taal is de vader aanwezig, dus hij kan zich makkelijk corrigeren. Bij de geschreven taal kan dat niet.

19
Q

Waarom kan het schrift ook handig zijn volgens Plato?

A

Het schrift is alleen handig voor mensen die eerst iets zelf hebben ingezien en vervolgens voor zichzelf notities kunnen maken. Ze kunnen zichzelf herinneren voor als ze ooit iets vergeten. Maar voor het in gang zetten voor werkelijke kennis wordt het schrift uitgesloten.

20
Q

Waarom leidt het schrift tot Sofisten?

A

Mensen die wijs schijnen te zijn, maar het niet echt zijn. De enige vorm van schrijven die toekent is het schrift die gelijk in de ziel van iemand wordt geplant, dat is alleen in de vorm van les (dialoog). Dan weet je het meteen echt zelf, omdat de woorden tot de ziel spreken.

21
Q

Waarom verkiezen de Grieken mondelinge overdracht van kennis?

A

Het past bij het leerproces dat Plato voor ogen had. De relatie tussen docent en student moet altijd in gesprek zijn. Zo kon de leraar zien welk effect de woorden van hem op zijn leerling hadden. Het lijkt alsof we hier spreken over Plato, maar Derrida heeft het zo inzichtelijk voor ons gemaakt. De docent schrijft direct in de ziel van de student. Luisteren is een vorm van het meteen opnemen in de ziel. Het moet ook een dialoog zijn, want de leraar moet zien welk effect het op de leerling heeft: of het inzicht ook aankomt. Echt inzicht kan zichzelf verdedigingen en verduidelijken in gesproken taal.

22
Q

Wat is de tegenstelling die naar voren kom bij Plato?

A

Het levende gesproken woord en de afbeelding in de geschreven taal.

23
Q

Hoe ziet Derrida’s denken over het verschil er uit?

A

Derrida’s denken over het verschil vind je met name in zijn denken over de taal. Denk aan het voorbeeld van het schrijven van een paper: heb ik van te voren een precies idee van wat ik op papier wil zetten of blijk ik al schrijvend erachter te komen wat ik precies wil zeggen? In het laatste geval helpt het op papier zetten van je nog vage ideeën om die ideeën preciezer en scherper te maken - pas na het schrijven hebben je ideeën hun precieze betekenis of identiteit gevonden - de taal brengt dus een verschil in het spel (wat je in eerste instantie schrijft is rijker dan wat je in eerste instantie dacht, waar komt dat ‘extra vandaan? Derrida zal antwoorden: door de différance van de taal) waardoor we onze eigen ideeën eerst verwerven.