Deel 5 Flashcards
(163 cards)
1
Q
Jealous
A
Jaloers
2
Q
Empty
A
Leeg
3
Q
Full
A
Vol
4
Q
Pleasant/Leuk
A
Aangenaam
5
Q
A joke
A
Het grapje/De grap
6
Q
Therefore
A
Daarom
7
Q
So (for consequence, like therefore)
A
Dus
8
Q
Zullen we? (alternatieve)
A
Laten we (not a question)
9
Q
Damn!
A
Verdorie ! Verdomme!
10
Q
the croissant
A
de croissant
11
Q
the politics
A
de politiek
12
Q
the training
A
de training
13
Q
the article
A
het artikel
14
Q
ordinary
A
gewoon
15
Q
easy
A
simpel
16
Q
go over /to be about
A
gaan over
17
Q
to laugh
A
lachen
18
Q
to leave
A
laten
19
Q
to learn
A
leren
20
Q
listen
A
luisteren
21
Q
To play tennis
A
tennissen
22
Q
To play football
A
voetballen
23
Q
to wait
A
wachten
24
Q
wanted
A
wilde
25
swimming
zwemmen
26
or so
of zo
27
soon
straks
28
even
zelfs
29
the piano
de piano
30
the treasure
de schat
31
the sonata
de sonate
32
the food
het eten
33
The idea
Het idee
34
finished
klaar
35
cheerful
vrolijk
36
to decide
beslissen
37
to dream
dromen
38
to hate
haten
39
walk in
inlopen
40
to make clear
klaarmaken
41
call up
opbellen
42
to play the piano
pianospelen
43
to telephone
telefoneren
44
to sing
zingen
45
absolutely
helemaal
46
the appointment
de afspraak
47
the call
het telefoontje
48
to withdraw
opnemen
49
to attempt
proberen
50
to shop
winkelen
51
only
alleen maar
52
moreover
bovendien
53
all/very
heel
54
everywhere
overal
55
the baker
de bakker
56
the message/errand
de boodschap
57
the chocolate
de chocolade
58
the butcher
de slager
59
the television
de televisie
60
the trip
de trip
61
the thing
het ding
62
the fruit
het fruit
63
the luck
het geluk
64
the meat
het vlees
65
anxious
bang
66
closed
dicht
67
stupid
dom
68
dominant
dominant
69
empty
leeg
70
typical
typisch
71
to wash up
afwassen
72
to promise
beloven
73
to take/bring
brengen
74
to happen
gebeuren
75
to talk
praten
76
to forget
vergeten
77
shopping
boodschappen doen
78
for example
bijvoorbeeld
79
certainly
zeker
80
come on
komaan
81
but
maar
82
tomorow morning
morgenochtend
83
nowhere
nergens
84
while
terwijl
85
the destination
de bestemming
86
the guide
de gids
87
the port
de haven
88
the art
de kunst
89
the trade centre
het handelcentrum
90
the canal
het kanaal
91
the counter
het loket
92
the platform
het perron
93
The meter
De meter
94
the pleasure
het plezier
95
the river
de rivier
96
the return
het retour
97
the style
de stijl
98
the tower
de toren
99
the delay
de vertraging
100
the wool
de wol
101
the track
het spoor
102
the train ticket
het treinkaartje
103
the example
het voorbeeld
104
European
Europees
105
hedonistic
hedendaags
106
middle ages
middeleeuws
107
tourist
toeristisch
108
fast
vlug
109
knowingly
weteens
110
back and forth/return ticket
heen en terug
111
to mean
betekenen
112
entering
binnenrijden
113
to climb
klimmen
114
to lead
leiden
115
to meet
samenkomen
116
was
was
117
Hey!
he!
118
Forward!
Vooruit!
119
Nice
aardig
120
Charming
charmant
121
Emotional
Emotioneel
122
Enthusiast
Enthousiast
123
Interested
Geïnteresseerd
124
Social
Sociaal
125
Spontaneous
Spontaan
126
Sympathetic
Sympathethiek
127
In love
verliefd
128
to chat
babbelen
129
to explain
uitleggen
130
silence
zwijgen
131
Uh
euh
132
the attention
de aandacht
133
the farmer
de boer
134
the beginning
het begin
135
the detail
het detail
136
the depth
de diepte
137
the feeling
het gevoel
138
the figure
de figuur
139
the song
het lied
140
the god
de god
141
the height
de hoogte
142
the line
de lijn
143
the criticism (of)
de kritiek (op)
144
the fashion
de mode
145
the period
de periode
146
the painter
de schilder
147
the writer
de schrijver
148
the step
de stap
149
the voice
de stem
150
the text
de tekst
151
well-known
bekend
152
international
internationaal
153
classic
klassiek
154
total
totaal
155
traditional
traditioneel
156
initially
in het begin
157
at the end
op het einde
158
made
gemaakt
159
to arise (originate)
ontstaan
160
to paint
schilderen
161
to feel
voelen
162
With his mother
Bij zijn moeder
163
I wait 2 hour for him
Ik wacht al 2 uur op hem
