Exercitium 13 Flashcards
(51 cards)
1
Q
Aegra / Aegra / Aegrum
A
Ziek
2
Q
Dexter / Dextra / Dextrum
A
Rechts / Rechter-
3
Q
Niger / Nigra / Nigrum
A
Zwart
4
Q
Piger / Pigra / Pigrum
A
Traag / Lui
5
Q
Pulcher / Pulchra / Pulchrum
A
Mooi
6
Q
Ruber / Rubra / Rubrum
A
Rood
7
Q
Sacer / Sacra / Sacrum
A
Heilig
8
Q
Sinister / Sinistra / Sinistrum
A
Links / Linker-
9
Q
Asper /-a /-um
A
Ruw
10
Q
Liber /-a /-um
A
Vrij
11
Q
Miser /-a /-um
A
Ongelukkig / Ellendig
12
Q
Tener /-a /-um
A
Teer / Zacht
13
Q
Adversarius
A
Tegenstander
14
Q
Animus
A
Geest / Moed
15
Q
In animo habere
A
Van plan zijn
16
Q
Cavere + acc.
A
Oppassen voor
17
Q
Cibus
A
Voedsel
18
Q
Condicio /-onis
A
Voorwaarde / Toestand
19
Q
Epistula
A
Brief
20
Q
Insidiae (pl. t.)
A
Hinderlaag
21
Q
Mox
A
Spoedig
22
Q
Navis /-is
A
Schip
23
Q
Sanāre
A
Genezen
24
Q
Vulnis /-eris
A
Wond
25
Acclamāre + dat.
Toejuichen
26
Condemnāre
Veroordelen
27
Crudelitas /-atis
Wreedheid
28
Delectāre
Vermaken
29
Demum
Pas / Eerst
30
Igitur
Derhalve / Dus
31
Ita
Zo
32
Tum
Toen
33
Voluntarius
Vrijwillig(-er)
34
Aequus
Gelijk / Billijk
35
Clades /-is
Nederlaag
36
Columna
Zuil
37
Corona
Krans
38
Fulmen /-inis
Bliksem
39
Iustitia
Rechtvaardigheid
40
Magnificus
Prachtig
41
Monēre
Vermanen / Waarschuwen
42
Possidēre
Bezitten
43
Regia
Paleis
44
Severitas /-atis
Strengheid
45
Severus
Streng
46
Simulacrum
Beeld
47
Taurus
Stier
48
Visitāre
Bezoeken
49
Humanitas /-atis
Menselijkheid
50
Sus / Suis
Varken / Zwijn
51
Ovis / Ovis
Schaap
