H1 - de samenleving en het individu Flashcards

Identiteit, socialisatie, cultuur, acculturatie/subculturen (30 cards)

1
Q

Wat is een referentiekader?

K-O-E-I

A

Het geheel van kennis, ideeën, ervaringen en overtuigingen waaruit iemand denkt en handelt.

Wordt ook wel een ‘sociale bril’ genoemd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een loyaliteitsconflict?

A

Spanning tussen je persoonlijke en externe collectieve identiteit.

ontstaan als iemand zich niet identificeert met de collectieve identiteit die anderen hem opleggen omdat hij tot een bepaalde groep behoort.

Mensen verliezen soms hun identiteit -> volledig op te gaan in de groep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is socialisatie?

A

Het proces van overdracht en verwerving van de cultuur van de groep(en) en de samenleving waar mensen toe behoren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn socialisatoren?

A

Mensen die een cultuur overdragen, zoals ouders, leraren, gezin, school of werk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat houdt het proces van verwerving in?

A

In dit deel van het proces maken mensen zich de cultuur van een groep of samenleving eigen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat betekent internaliseren?

A

Mensen maken zich een cultuur zo eigen, dat ze automatisch doen wat de groep van hen verwacht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is een ritueel?

A

Handelingen die regelmatig terugkeren en een bepaalde betekenis hebben voor een persoon of groep.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat wordt verstaan onder ‘nature’?

A

Eigenschappen die aangeboren zijn, zoals je vingerafdruk of DNA.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat houdt ‘nurture’ in?

A

Aangeleerde eigenschappen; het heeft te maken met de omgeving en cultuur waarin iemand opgroeit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het nature-nurture-debat?

A

Het vraagstuk over of persoonlijkheid is aangeboren of aangeleerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is cultuur?

A

Het geheel van voorstellingen, opvattingen, uitdrukkingsvormen, waarden en normen die mensen als lid van een groep of samenleving hebben verworven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn waarden?

A
  • idealen en motieven die (in een samenleving of groep) als nastrevenwaardig worden beschouwd.
  • waarden zijn opvattingen over wat wenselijk is en wat we ‘waardevol’ vinden.

Vrijheid, gelijkheid en solidariteit, kenmerkend voor Nederland.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn opvattingen?

A

Ideeën, wat je vindt, je gedachten over iets.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn normen?

A

gedragsregels, oftewel uitspraken hoe mensen zich in bepaalde situaties dienen te gedragen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn uitdrukkingsvormen?

A

Bijvoorbeeld symbolen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Noem de indeling van cultuurelementen.

A
  • In ons hoofd: waarden, opvattingen en voorstellingen
  • In ons gedrag: normen
  • In ons uiterlijk: uitdrukkingsvormen
17
Q

Wat zijn materiële aspecten van cultuur?

A

Tastbaar en concreet, aspecten van cultuur die je kan aanraken.

symbolen, gebouwen, producten, gebruiksvoorwerpen en kunst.

18
Q

Wat zijn immateriële aspecten van cultuur?

A

Zaken die je niet meteen ziet, zoals waarden en taal.

19
Q

Wat is de dominante cultuur?

A

De cultuur van de groep in de samenleving met de invloedrijkste politieke of economische positie.

20
Q

Wat is een subcultuur?

A

Kleinere culturen die deels overlappen en licht afwijken van de dominante cultuur.

21
Q

Wat is een tegencultuur?

A

Mensen die niet willen horen bij de dominante cultuur en willen dat het verandert.

22
Q

Wat zijn de twee vormen van socialisatie?

A
  • Acculturatie
  • Enculturatie
23
Q

Wat is enculturatie?

A

Iemand leert de cultuur aan waarin hij geboren wordt.

24
Q

Wat is acculturatie?

A

Het aanleren en verwerven van een andere cultuur.

25
Wat zijn de vijf functies van socialisatie?
* Continuering van een (sub)cultuur * Verandering van een (sub)cultuur * Identificatie van het individu met anderen, met een groep en een cultuur * Identiteitsontwikkeling van het individu gedurende de gehele levensloop * Gedragsregulatie van het individu
26
Welke soorten aspecten heeft identiteit?
1. persoonlijke identiteit 2. sociale identiteit 3. (externe) collectieve identiteit
27
persoonlijke identiteit
het beeld dat iemand van zichzelf heeft en wat diegene uitdraagt naar anderen. | het antwoord op de vraag: wie ben ik?
28
sociale identiteit
het beeld dat iemand heeft van zichzelf als lid van sociale groep(en) en categorieën waar hij of zij deel van uitmaakt. | het antwoord op de vraag: bij wie hoor ik?
29
collectieve identiteit
het beeld van een groep
30
externe collectieve identiteit
een beeld van een groep dat als blijvend en kenmerkend voor die groep wordt beschouwt. | het antwoord op de vraag: welke beelden bestaan er voor een groep?