hoofdstuk 8 - verhoudingsvraagstuk: maatschappelijke verschillen Flashcards
(46 cards)
Wat betekent het hoofdconcept ‘verhouding’?
De wijze waarop mensen zich van elkaar onderscheiden en tot elkaar verhouden en de manier waarop samenlevingen in sociale zin vormgeven aan deze verschillen. Het verwijst ook naar onderlinge betrekkingen tussen staten.
Wat is sociale ongelijkheid?
Sociale ongelijkheid is een situatie waarin verschillen tussen mensen, in al dan niet aangeboren kenmerken, consequenties hebben voor hun maatschappelijke positie en leiden tot een ongelijke verdeling van schaarse en hooggewaardeerde zaken, van waardering en behandeling.
Welke vier soorten sociale ongelijkheid zijn er (via hulpbronnen)?
- Economische hulpbronnen
- Politieke hulpbronnen
- Sociale hulpbronnen
- Symbolische hulpbronnen
Wat is sociale stratificatie?
Het indelen van de maatschappij in verschillende sociale lagen. Tussen deze lagen is sprake van sociale ongelijkheid.
Wat betekent maatschappelijke positie?
De sociale laag waar je toe behoort / je plek op de maatschappelijke ladder.
Wat is sociale mobiliteit?
De mogelijkheid om je sociale positie te veranderen.
Wat zijn subjectieve arbeidskansen?
De verwachting die iemand zelf heeft over hun potentieel op de arbeidsmarkt.
Wat kan een gevolg zijn van discriminatie op de subjectieve arbeidskansen?
Jongeren kunnen hun kansen op een baan negatiever inschatten, omdat ze verwachten dat ze:
- niet of minder snel worden aangenomen
- geen of minder snel promotie maken
Wat is het glazen plafond?
Een onzichtbare barrière waardoor vrouwen geen topfuncties kunnen krijgen.
Wat is de maatschappelijke ladder?
De rangorde van mensen in de samenleving, bepaald door welk werk en de hoeveelheid daarvan.
Welke vijf maatschappelijke ontwikkelingen beïnvloeden sociale ongelijkheid?
- Europeanisering en globalisering
- Informatisering en digitalisering
- Veranderende man-vrouw verhouding
- Stijging van het opleidingsniveau
- Ontwikkeling van de postindustriële samenleving
Wat is het effect van europeanisering en globalisering op ongelijkheid?
Binnen de EU is er vrij verkeer van goederen, diensten, personen en kapitaal. Werkgelegenheid kan naar het buitenland verplaatsen door hoge prijzen → meer ongelijkheid. Ook ontstaan migratiestromen → nieuwe onderklasse van migranten.
Wat is het effect van informatisering en digitalisering op ongelijkheid?
Er ontstaat een digitale kloof tussen mensen die technologie kunnen gebruiken om hun positie te verbeteren en mensen die dat niet kunnen.
Wat is het effect van veranderende man-vrouw verhouding?
Maatschappelijke mogelijkheden voor vrouwen zijn toegenomen, maar er is nog steeds sociale ongelijkheid.
Wat is het effect van stijging van het opleidingsniveau op ongelijkheid?
Opleidingseisen voor banen zijn opgeschroefd. Er is sprake van diploma-inflatie, wat kan leiden tot ongelijkheid.
Wat is het effect van de postindustriële samenleving op ongelijkheid?
Er werken meer mensen in de dienstensector en minder in de industrie. Voor veel banen zijn hogere opleidingen nodig → belang van opleiding neemt toe.
Wat is de pluralismetheorie?
Er is een verdeling of spreiding van de macht over verschillende groepen, zoals vakbonden, politieke partijen en sportclubs.
- Er is toegang tot macht via inspraakavonden, petities, en pressiegroepen.
- Maatschappelijke groepen vertegenwoordigen verschillende belangen.
- Er is spreiding van macht en open toegang tot besluitvorming.
Wat is de machtselitetheorie?
Macht is geconcentreerd op sleutelposities. Vooral de elite heeft veel macht, binnen grote organisaties waartegen de regering nauwelijks is opgewassen.
Wat zijn vier gevolgen van sociale stratificatie?
- Onderwijs
- Gezondheid
- Politiek
- Cultuur
Wat is het gevolg van sociale stratificatie voor onderwijs?
- Kinderen met hoogopgeleide ouders presteren vaak beter.
- Cultureel kapitaal beïnvloedt prestaties en oordelen van docenten.
Wat is het gevolg van sociale stratificatie voor gezondheid?
- Mensen met een lagere positie hebben meer ziektes en leven gemiddeld minder lang.
Wat zijn vier verklaringen voor gezondheidsverschillen tussen opleidingsniveaus?
- Kennis: HO weet meer over gezondheid en ziekte
- Levensstijl: LO gelooft vaker in toeval, HO kiest gezonder
- Gedrag: LO rookt vaker en sport minder
- Communicatie: HO begrijpt artsen beter en kan zich beter uitdrukken
Wat is het gevolg van sociale stratificatie voor politiek?
- Mensen met lage opleiding/inkomen stemmen minder vaak.
Wat is het gevolg van sociale stratificatie voor cultuur?
- HO’s besteden hun vrije tijd anders dan LO’s.