h7- vormingsvraagstuk: samenlevingsvormen Flashcards

(33 cards)

1
Q

Wat is institutionalisering?

A

Het proces waarbij een complex van waarden en min of meer geformaliseerde regels wordt vastgelegd in standaard gedragspatronen die het gedrag van mensen en hun onderlinge relaties reguleren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke twee soorten instituties zijn er?

A
  • Sociale instituties
  • Politieke instituties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het doel van institutionalisering?

A

Toename van regels zorgt voor zekerheid, stabiliteit en begrip voor anderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat gebeurde er met het passief kiesrecht bij de grondwetswijziging van 1917?

A

Het passief kiesrecht (het recht om gekozen te worden) werd ingevoerd voor zowel mannen als vrouwen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat gebeurde er met het actief kiesrecht in 1919?

A

Het actief kiesrecht (het recht om te stemmen) werd na Suze Groeneweg voor alle vrouwen mogelijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe is institutionalisering toegepast op het kiesrecht?

A

De waarde gelijkheid tussen man en vrouw werd vastgelegd in geformaliseerde regels. Die werden standaard gedragspatronen, waardoor vrouwen actief stemrecht konden uitoefenen en gedrag gereguleerd werd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is een verzuilde samenleving?

A

Een samenleving die is opgedeeld in levensbeschouwelijke en sociaaleconomische groepen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een kostwinnersgezin?

A

Een gezin waarin de vader (kostwinner) zorgt voor het inkomen en de moeder voor het huishouden en de kinderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat voor soort huishouding is een kostwinnersgezin?

A

Een bevelshuishouding, waarin de machtsafstand tussen ouders en kinderen groot is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn voordelen van institutionalisering?

A
  • Het gedrag van mensen wordt voorspelbaar
  • Mensen hoeven handelingen niet steeds opnieuw uit te vinden
  • Mensen weten hoe en waartoe ze moeten handelen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn nadelen van institutionalisering?

A
  • Minder gevoel van vrijheid
  • Risico op inflexibiliteit en te veel procedures
  • Mensen gaan redeneren vanuit regels in plaats van dialoog
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is democratisering?

A

Het proces waarbij machts- en gezagsverhoudingen veranderen door meer inspraak en medezeggenschap voor mensen met minder macht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke soorten rechten hebben burgers?

A
  • Klassieke vrijheidsrechten
  • Politieke grondrechten
  • Sociale grondrechten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat betekent democratisering in enge zin?

A

Burgers krijgen meer deelname aan politieke besluitvorming.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat betekent democratisering in brede zin?

A

Machtsverhoudingen veranderen ook in andere samenlevingsvormen ten gunste van mensen met minder macht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is een individualistische ideologie?

A

Een ideologie die uitgaat van inspraak en medezeggenschap voor ieder individu, zodat mensen hun leven kunnen verbeteren.

17
Q

Wat zijn de twee democratiseringsgolven?

A
  • Uitbouw van de rechtsstaat
  • Ontstaan van volksvertegenwoordiging
18
Q

Wat is een onderhandelingshuishouden?

A

Een gezin met kleinere machtsafstand, waarin over gedrag, taken en rollen wordt overlegd. Kinderen krijgen meer inspraak.

19
Q

Wat is individualisering?

A

Het proces waarbij individuen hun zelfstandigheid op verschillende gebieden vergroten.

20
Q

Wat is een traditionele samenleving?

A

Een samenleving waarin het individu zich moet aanpassen aan de dominante norm.

21
Q

Wat is een moderne samenleving?

A

Een samenleving waarin het individu zelf zijn of haar leven mag plannen en inrichten.

22
Q

Wat is een positief gevolg van individualisering?

A

Meer persoonlijke vrijheid en sociale mobiliteit.

23
Q

Wat is een negatief gevolg van individualisering?

A

Afname van sociale cohesie en toename van egoïsme en eenzaamheid.

24
Q

Wat is een verzorgingsstaat?

A

Een samenleving waarin solidariteit wordt gereguleerd en mensen bereid zijn voor elkaars welzijn te zorgen en risico’s te delen.

25
Wat is een meerkeuzemaatschappij?
Een maatschappij waarin mensen als zelfstandige individuen zelf mogen kiezen wie ze zijn en wat ze willen worden.
26
Welke twee soorten moderne gezinnen zijn er?
- Het egalitaire gezin - Het geïndividualiseerde gezin
27
Wat is het egalitaire gezin?
Taken in en buiten huis zijn grotendeels verdeeld. Het gezinsklimaat is democratisch en kinderen hebben redelijke inspraak.
28
Wat is het geïndividualiseerde gezin?
De nadruk ligt op het individu. Ouders zijn emotioneel en economisch onafhankelijker en besteden vaker taken uit. Zelfontplooiing is belangrijk.
29
Wat is rationalisering?
Het proces van ordenen en systematiseren van de werkelijkheid om deze voorspelbaar en beheersbaar te maken, en het doelgericht inzetten van middelen voor efficiënte en effectieve resultaten.
30
Wat is de confessionele visie op het gezin?
Het gezin is de hoeksteen van de samenleving; de overheid moet ruimte geven aan traditionele rollen voor man en vrouw.
31
Wat is de liberale visie op het gezin?
De vrijheid van het individu staat centraal. De overheid moet die beschermen en zich neutraal opstellen in morele kwesties.
32
Wat is de socialistische visie op het gezin?
De overheid mag actief ingrijpen om gelijkheid tussen mannen en vrouwen en verschillende samenlevingsvormen te bevorderen.
33
Wat is een participatiesamenleving?
Een samenleving waarin burgers die daartoe in staat zijn zelf actief bijdragen aan het welzijn, in plaats van afhankelijk te zijn van de klassieke verzorgingsstaat.