H11: kindonderzoek Flashcards

(26 cards)

1
Q

In het formeel kind onderzoek zijn er 2 cognitieve taken, dewelke?

A

1) beantwoorden van verkennende vragen over kind functioneren
2) beantwoorden van verklarende en indicerende vragen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de uitdagingen binnen het kind onderzoek?

A
  • de geschikte meting kiezen om diagnostische verwachtingen te toetsen
  • specificiteit: juist herkennen wie geen probleem heeft
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de oplossing voor de uitdagingen die men ervaart in het kind onderzoek?

A

Kind onderzoek systematisch in perspectief plaatsen/op meerde manieren kaderen om advies inzichtelijk op te bouwen:
- soort ordening: categorisch of dimensioneel
- soort duiding: nomothetisch of ideografisch
- soort maatstaven: klinisch of statistisch

+ multi-informantenanalyse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke methoden bestaan er om formeel kind onderzoek uit te voeren?

A
  • (semi)gestructureerd interview
  • vragenlijst
  • test
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke 3 kenmerken moet een gedragsmeting hebben?

A

1) multi-informant meten
2) expliciet sterken meten
3) zelfrapportage toelaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke gedragsvragenlijsten bestaan er?

A

CBCL: child behavior checklist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het doel van de CBCL?

A
  • gestandaardiseerd systeem om gedragsprofiel te peilen (beschrijvend, dimensioneel en ideografisch)
  • objectivering probleemgedrag volgens statistische normen (nomothetisch)
  • herkennen signalen psychopathologie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke uitkomsten krijgen je in de CBCL?

A

2 profielen:
- competentieprofiel
- gedragsprofiel

+ kwantificering tussen overeenkomst van moeder en vader

2 interpretaties:
- verklarende
- beschrijvende

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat valt er onder het competentieprofiel (CBCL)?

A
  • schools functioneren
  • sociale competenties
  • hoe hoger hoe beter!
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat valt er onder het gedragsprofiel (CBCL)?

A
  • internaliserende problemen
  • externaliserende problemen
  • hoe lager, hoe beter!
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat betekent: ‘het opvoedingsonderzoek is een dyadisch vermogen?’

A

Het opvoedingsonderzoek gaat specifiek over de relatie tussen moeder - kind OF de relatie tussen vader - kind

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Geef 2 voorbeelden van intelligentiemetingen.

A

1) RAKIT 2
2) Raven’s Progressive Matrices
3) SON-R
4) WISC-V-NL

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Geef 2 voorbeelden van testen die het cognitief-emotioneel functioneren meten.

A

Cognitieve sturing
- BRIEF-2: vragenlijst executieve functies, screening
- EFV: executieve functies vragenlijst
- SCVT: sociaal cognitieve vaardigheden test

Emotieregulatie
- BRIEF-2: vragenlijst EF, emotieregulatie, screening
- EFV: emotieregulatie
- EIQ: vragenlijst emotionele intelligentie quotiënt*
- ESSEON-R: schaal sociaal-emotioneel ontwikkelingsniveau*
- FEEL-KJ: vragenlijst emotieregulatie kinderen en jongeren
- TSCYC: vragenlijst traumasymptomen bij jonge kinderen

*: cotan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat doet Routine Outcome Monitoring?

A

Het meet de effecten van de interventie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat houdt de contextuele analyse van het kind onderzoek inhoudelijk in?

A

Informatie over het kind staat niet los van de persoon die informatie geeft => analyseren in welke mate de rapportage het kind gedrag weergeeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe ziet de contextuele analyse er in de praktijk uit?

A

Met parallelversies van een vragenlijst de visies van informanten over het kind formeel vergelijken (4 richtvragen)

17
Q

Wat zijn de 4 richtvragen voor kwalitatieve vergelijking van de informantenvisies?

A

1) vulden de informanten de vragenlijst onafhankelijk in?
2) verklaren situatieverschillen mogelijk rapportageverschillen?
3) welk rol heeft de kind-informant-relatie in rapportageverschillen
4) welke informant kenmerken spelen mogelijk een rol in rapportage verschillen?

18
Q

Wat is intra-individuele ontwikkelingsvariabiliteit?

A

De vaardigheden van een kind ontplooien niet even snel of in dezelfde mate

19
Q

Wat is een mediator?

A

Een eigenschap of gebeurtenis of dynamiek bij het kind of zijn omgeving die in werkelijkheid een situatie verklaart, dit in plaats van de vermeende oorzaak

20
Q

Wat is een ontwikkelingsmijlpaal?

A

De vaardigheden die het kind in de regel binnen een leeftijdsfase verwerft in de typische ontwikkeling

21
Q

Wat is de chronologische leeftijd?

A

Kalenderleeftijd van het kind

22
Q

Wat is de interindividuele ontwikkelingsvariabiliteit?

A

Kinderen bereiken niet allemaal dezelfde vaardigheden op dezelfde leeftijd

23
Q

Wat is een moderator?

A

Een eigenschap, gebeurtenis of dynamiek bij het kind of zijn context die de samenhang tussen een situatie en de uitkomsten ervan in positieve of negatieve zin beïnvloedt

24
Q

Wat is de ontwikkelingsleeftijd?

A

Niveau waarop het kind functioneert, dit niveau verschilt mogelijk van de chronologische of kalenderleeftijd

25
EV: welke testen laat je het best invullen als voorbereiding door het kind en het gezin om tijd efficiënter te werk te gaan? a) CBCL b) GVL c) psychologische balans d) semi-gestructureerd interview
Juist: A en C
26
EV: welke van de volgende weerspiegeld niet de specificiteit? a) het gebruik van verschillende bronnen en werkwijzen b) verzameling van de info op verschillende tijdstippen c) het onderzoek in verschillende settings d) het centraal stellen van de interindividuele ontwikkelingsvariabiliteit
Juist: D