Hoofdstuk 1: wat is kind diagnostiek en wat maakt haar uniek? Flashcards

(24 cards)

1
Q

Wat is impliciet oordelen?

A

Oordelen waarbij je niet verwoordt wat je denkt en hoe je voelt over de kind situatie, en waarom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat betekent ethiek?

A

Maatschappelijk voorgeschreven regels van gedrag, waarden en normen (zoals respect voor de medemens)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de multi-informant, multi-method werkwijze?

A

De werkwijze waarbij je info verzamelt van verschillende betrokkenen en met verschillende methoden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is deontologie?

A

Voorschriften van een beroep over hoe je handelt met een cliënt of cliëntsysteem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is vrij oordelen?

A

Zonder voorafgaand plan besluiten nemen, met weinig controle van de manier waarop en waarom je informatie verzamelt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is ecologisch valide informatie?

A

Informatie die nauw aansluit bij het functioneren in het dagelijks leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is participerende diagnostiek?

A

Diagnostiek waarbij je naast de rol van diagnosticus tegelijk een rol als behandelaar hebt met het kind

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe omschrijf je diagnostische vaardigheid?

A

Dat is de bekwaamheid om je denken te besturen en je emoties te reguleren zodat je standvastig en geldig oordeelt en handelt met het kind en zijn omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is een ideografische duiding?

A

Duiding of interpretatie die focust op hoe het functioneren van het kind en het gezin aangepast is voor de eigen context

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat betekent ‘variabiliteit van ontwikkeling’?

A

Dat verwijst naar de ongelijke groei van het kind

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een betrouwbaar oordeel?

A

Dat is een oordeel dat standvastig is tussen beoordelaars en in de tijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is een valide oordeel?

A

Een oordeel dat weerspiegelt wat je wil meten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is niet-participerende diagnostiek?

A

Diagnostiek waarbij je alleen de rol van diagnosticus hebt met het kind en het gezin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het kind diagnostische paradox?

A

Situatie waarin je het kind moet onderzoeken dat hier niet om vraagt, terwijl de vragende ouders of andere betrokkenen mogelijk menen dat je hen niet moet onderzoeken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is diagnostiek?

A

Vakkundige oordeelsvorming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is expliciet oordelen?

A

Het bewuste proces van denken waarbij je gericht informatie verzamelt, met professionele technieken, om vragen over de situatie van het kind te beantwoorden

17
Q

Wat is systematisch oordelen?

A

Oordelen volgens minstens een basisplan voor hoe je de informatie verzamelt en verwerkt

18
Q

EV: Wat hoort er bij evidence based handelen?
a) theoretisch kader uit de actuele empirie
b) hypothesetoetsende cyclus
c) kritisch zijn over eigen emoties en denkpatronen
d) alle bovenstaande

A

Juist antwoord: D

19
Q

EV: welke kenmerken horen er bij oordelen in de diagnostiek?
a) professionele doelen nagaan
b) helpen
c) vakkennis
d) expliciteren

A

Juist antwoord: A en C

20
Q

Wat is juist over het kind diagnostische paradox?
a) Het kind is maatschappelijk afhankelijk
b) het aangemeld kind heeft vaak geen hulpvraag
c) opvoedings- en gezinsonderzoek is volgens de aanmelder niet nodig
d) alles is juist

A

Juist antwoord: D

21
Q

Welke vormen van oordelen omvat de diagnostiek?

A
  • impliciet versus expliciet oordelen
  • systematisch versus vrij oordelen
22
Q

Welke vormen van maatstaven omvat de diagnostiek?

A
  • categorische versus dimensionaal
  • nomothetische versus ideografische duiding
23
Q

Wat maakt diagnostiek bij kinderen uniek?

A
  • ontwikkelingskenmerken
  • afhankelijkheidspositie in gezin en maatschappij
24
Q

Wat zijn de 4 pijlers dat je moet trainen om aan vakkundig kinddiagnostiek te kunnen doen?

A

1) vakinhoud
2) proces en cyclus
3) methoden
4) vaardigheden