Hoofdstuk 2: hoe handel je evidence-based? De FACE-aanpak Flashcards

(32 cards)

1
Q

Wat is het FACE’ogram?

A

De FACE-tool om systematisch de stressbalans voor het hele draagvlak van de cliënt of het cliëntsysteem te beschrijven en te begrijpen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn structurele eigenschappen bij een persoon?

A

Eigenschappen die moeilijk of niet te veranderen zijn door een persoon, zoals geslacht of leeftijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn functionele eigenschappen?

A

Eigenschappen die vatbaar zijn voor verandering, zoals gedrag, denk- en voelprocessen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is cognitieve besturing?

A

De prefrontale executieve functies van het brein, met name hoe het brein informatie verwerkt en organiseert en handelingen beheerst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is practice-based evidence?

A

Informatie over werkwijzen die werknaam blijken in het veld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de best practices?

A

Handelrichtlijnen die raadzaam worden geacht door (inter)nationale beroepsorganisaties en kennisinstituten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is draaglast?

A

De eigenschappen en het functioneren die het risico op problemen of stoornissen vergroten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is emotieregulatie?

A

Het geheel van functies waarmee het brein gevoelensinformatie verwerkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is epigenetica?

A

De wijzigingen in de expressie van onze genetische opmaak door omgevingsinvloeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een draagvlak?

A

Het geheel van leef dimensies, hier van de kind ontwikkeling, met hun eigenschappen. Het bevat een weging van draaglasten en -krachten waarmee het kind en zijn omgeving levenstaken aangaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is evidence-based?

A

Het empirisch gepubliceerde onderzoeksbestand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is cliëntgestuurde evidence?

A

Kennis van de vragen, de behoeften en ervaringen van de cliënt of het cliëntsysteem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is veerkracht?

A

Het vermogen om problemen niet alleen te overwinnen, maar er sterker uit te komen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het tipping point?

A

Het moment waarop de situatie voor het kind of zijn omgeving ondraaglijk wordt, de psychologische balans helt dan over naar meer leed dan welzijn, in die mate dat hulp nodig is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het biopsychosociaal proces?

A

Proces, kind ontwikkeling, waarin de biologische aanleg en rijping, de psychologische ontwikkeling en de sociale inbedding onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is draagkracht?

A

De eigenschappen en het functioneren die de kans vergroten dat problemen niet ontstaan, aanhouden of escaleren

17
Q

Wat is supervisie?

A

Collegiale reflectie onder begeleiding van een leidinggevende

18
Q

Wat is de cumulatieve stressbalans?

A

De balans van het geheel aan draaglasten en draagkrachten, op ieder moment en over het verloop van de tijd

19
Q

Wat is de stressbalans?

A

De balans van biopsychosociale lasten en krachten voor het kind en zijn omgeving, op elk moment in de tijd

20
Q

Wat is neuroplasticiteit?

A

Het vermogen van het brein om zich functioneel te herorganiseren zodat nieuwe manieren van handelen, denken en voelen ontstaan

21
Q

Wat is intervisie?

A

Collegiale reflectie tussen collega’s

22
Q

Wat is de allostatische stressbalans?

A

De manier waarop de verhouding van draaglasten en draagkrachten inwerkt op het draagvlak

23
Q

Wat is multifinaliteit?

A

In een identieke context kunnen er verschillende trajecten ontstaan voor verschillende kinderen; verschillende aanmelding maar dezelfde context

24
Q

Wat is equifinaliteit?

A

Verschillende context kan leiden tot dezelfde uitkomsten/trajecten voor verschillende kinderen; vergelijkbare aanmelding, maar andere context

25
EV: Wat hoort er bij equifinaliteit? a) convergent denken b) divergent denken c) categorisch denken d) ideografisch denken
Juist: B
26
EV: Geef 2 structurele kenmerken op macroniveau: a) gezinssamenstelling b) intelligentie c) leeftijd d) opvoeding (voorbeeld)
Juist: A en D
27
EV: Geef 2 testen die aansluiten op mirconiveau van het face'ogram: a) WISC-IV b) ASEBA c) BRIEF d) FEEL-KJ (voorbeeld)
Juist: c en d
28
EV: welke soort bias treedt er op bij equifinaliteit? a) spoordenken b) denksprongen c) leniency d) emotionele bias
Juist: A
29
Welk soort denken hoort er bij multifinaliteit? a) categorisch denken b) divergent denken c) convergent denken d) nomothetisch denken
Juist: C
30
Welke 3 soorten evidence-base bestaan er om je oordeel te verantwoorden?
- onderzoek gestuurde evidence (empirisch) - praktijk gestuurde evidence (ervaring) - cliënt gestuurde evidence (cliëntkennis)
31
Wat houdt het FACE-model op macroniveau in?
Daarbij gaat het over stressbalansniveau. Biopsychosociaal draagvlak waarbij er per draagvlak een weging van draaglasten en -krachten wordt gedaan. - allostatische stressbalans - multifinaliteit: convergent denken - equifinaliteit: divergent denken - mediatoren en moderatoren
32
Wat houdt het FACE-model op microniveau in?
Cognitief emotionele dynamiek: de individuele dynamiek van het kind en de betrokken volwassenen en hoe ze met de situatie omgaan. Basisdriehoek: denken, voelen, doen Brein is de sturende kracht, via neuroplasticiteit kan het zich herorganiseren zodat nieuwe manieren van handelen, denken en voelen ontstaan Cognitieve sturing en emotieregulatie zijn enorm belangrijk en staan constant in wisselwerking.