Hfst 11: De verschillende puncties Flashcards

(33 cards)

1
Q

Wat is een punctie?

A

Een punctie is medische handeling waarbij de arts met behulp van holle naald vocht, bloed of weefsel uit het lichaam neemt. Met als doel behandeling (evacuerende punctie) of een onderzoek (diagnostische punctie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de functie van verpleegkundigen bij een punctie?

A

Als verpleegkundige heb je hierbij een ondersteunende en assisterende functie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de voornaamste vormen van een punctie?

A
  • lumbale punctie
  • ascitespuntie
  • pleurapuntie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een lumbaal puntie?

A

punctie met als doel cerebrospinaal vocht op te vangen thv ruggenmergzak mbv dunne holle naald -> ingebracht in de subarachnoïdale ruimte thv lendenwervels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de punctieplaats van een lumbale punctie?

A

De punctieplaats is tussen L3 - L4 of L4 - L5, omdat daar ruggenmerg niet kan beschadigd worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de indicaties voor een lumbale puntie?

A
  • diagnostisch, bv: vaststellen meningitis, encefalitis, opsporen bloeding rondom hersenen, kwaadaardige cellen, …;
  • opvolgen van evolutie van medicamenteuze behandeling;
  • contrastvloeistof toe dienen voor beeldvormend onderzoek van het
    ruggenmerg, bv: myelografie, ventriculografie…;
  • therapeutisch, bv: toedienen van cytostatica, cortisone…;
  • verdoving toe te dienen;
  • het teveel aan liquor te verwijderen zodat druk verminderd thv hersenen. Dit wordt evacuerende lumbaal punctie genoemd, bijvoorbeeld: bij
    hydrocefalie;
  • om drukmeting uit te voeren. Dit wordt lumbale macrometrie genoemd, bv: bij intracraniële hypertensie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de contra-indicaties voor een lumbale puntie?

A
  • trombopenie;
  • stollingsstoornissen;
  • pt met lumbale vergroeiing of afwijkingen van wervelzuil;
  • infecties van wervelzuil;
  • intracraniële hypertensie tgv ruimte innemend proces, bv
    tumor -> lumbaal punctie kan inklemming van hersenstam tot
    gevolg hebben -> oogfundusonderzoek kan indicatie hiervan geven.
  • patiënt met (vermoeden van) Creutzfeld-Jacob.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe verloopt een lumbaal punctie?

A
  • duur: +- 15min -> zv nuchter
  • vpk verantwoordelijk voor: verzamelen en het klaar leggen van het steriel materiaal
  • kan zittend of in zijlig -> rug zv zo bol mogelijk gemaakt + zv onbeweegelijk blijven
  • wanneer zv in juiste positie: puntieplaats bepalen + aftekenen
  • vpk ontsmet omgeving + assisteren arts
  • na puntie -> steriel verband op puntieplaats
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de nazorg na een lumbaal punctie?

A
  • zvr moet 2 uur plat in bed blijven liggen;
  • als er ook medicatie werd toegediend, moet zv eerst half uur met hoofd wat lager liggen en nadien 2 uur plat.
  • zv informeren dat bij rechtkomen hoofdpijn kan optreden;
  • rapportage in verpleegdossier:
    o het tijdstip van punctie;
    o indicatie van de punctie;
    o het uitzicht van het lumbaal vocht;
    o observatiegegevens van de zorgvrager
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de risico’s en complicaties bij lumbaal punctie?

A
  • pijn tijdens en na punctie thv insteekplaats;
  • hoofpijn, misselijkheid en braken: postpunctie syndroom (indien pijnmedicatie of andere
    behandelingen niet helpen kan bloedpatch) ;
  • bloeding;
  • krachtverlies en verminderd gevoel in de benen;
  • infectie ter hoogte van de punctieplaats;
  • syncope tijdens een lumbaal punctie;
  • epidurale hematoomvorming na een lumbaal punctie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is ascitis?

A

ophoping van vocht in peritoneale ruimte. Deze ophoping kan in snel tempo optreden of in een periode van meerdere weken. Het is een gevolg van een verstoring van de balans tussen vochtproductie en - opname door het peritoneum.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is een ascitispuntie?

A

onderzoek waarbij vocht uit de buikholte wordt afgenomen. Dit
gebeurt door met punctienaald links of rechts onder in buikholte te prikken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn de indicaties voor een ascitespunctie?

A
  • portale hypertensie die kan ontstaan door;
    o hartdecompensatie door verhoogde druk in vena cava inferior;
    o leveraandoeningen (levercirrose) door verhoogde druk in poortaderstelsel;
    o tumoren in abdomen;
    o trombose thv vena porta (pancreasneoplasie, maagneoplasie, chronische pancreatitis);
  • aandoeningen van peritoneum;
    o peritoneale carcinomatosis;
    o TBC.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Met welk doel kan een ascitespunctie uitgevoerd worden?

A
  • evacuerende punctie
  • diagnostische punctie
  • therapeutische punctie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waarom wordt een evacuerende ascitespunctie uit gevoerd?

A
  • om druk (compressie vermijden) te verminderen (palliatief), dit verlicht zv maar brengt geen genezing;
  • drukkende vocht veroorzaakt ernstige en onaangename symptomen bij zv, diafragma wordt naar boven gedrukt, dit kan dyspnoe en cyanose veroorzaken en is ook overbelasting van hartfunctie (circulatie en ademhaling verbeteren).
    => Aan punctienaald wordt een afvoer systeem bevestigd, hierdoor loopt het vocht af.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waarom wordt een diagnostische punctie uitgevoerd?

A

uitgevoerd om de aanwezigheid en de aard van het vocht vast te stellen. Via punctienaald wordt het vocht opgevangen voor onderzoek om de oorzaak te achterhalen

17
Q

Waarin wordt het onderscheid gemaakt in het vocht bij een diagnostische ascitiespuntie?

A
  • exsudaat (ascites met een hoog eiwitgehalte) en transsudaat (ascites met een laag eiwitgehalte).
    -> onderscheid is van belang om oorzaak te bepalen, zoals bv: maligne tumoren, nefrotisch syndroom of levercirrose en hierbij behandeling van ascites op af te stemmen.
  • Chyleuze ascites wijst op verhoogd gehalte van triglyceriden en/of cholesterol en is gevolg van beschadiging of obstructie van ductus thoracicus en/of retroperitoneale lymfevaten.
18
Q

Wat kan het doel zijn bij een therapeutische ascitespunctie?

A

De behandeling kan zowel curatief (genezend) als palliatief (comfort) zijn. Na een evacuerende of een diagnostische punctie kan een geneesmiddel ingespoten worden,
bijvoorbeeld: antibiotica, cytostatica …

19
Q

Hoe verloopt een ascitespunctie?

A
  • zv moet niet nuchter zijn
  • vpk verantwoordelijk voor verzamelen en klaarleggen steriel materiaal
  • eventueel zv wegen voor onderzoek
  • zv liggen met ontbloot bovenlichaam
  • arts bepaald punctieplaats en duid deze aan
  • ontsmet puntiegebied ruim
  • arts voert uit, vpk assisteert
    o Diagnostische punctie: vocht opgevangen in daarvoor bestemde steriele recipiënten
    o Evacuerende punctie: aan punctienaald wordt afvoersysteem bevestigd, hierdoor loopt vocht af -> arts bepaald max
  • dek insteekplaats af met steriel verband
  • controleer zowel tijdens als na het onderzoek regelmatig bloeddruk van pt
20
Q

Waaruit bestaat de nazorg van een ascitespunctie?

A
  • Controleer bloeddruk;
  • Controleer verband op lekkage
  • Laat zv na afloop nog even in bed liggen;
  • Wees alert bij eerste opstaan van zv op orthostatische hypotensie en duizeligheid, begeleidt als vpk de zv bij het opstaan;
  • rapportage in het verpleegdossier
21
Q

Wat moet er na een ascitespunctie gerapporteerd worden in het verpleegdossier?

A

o het tijdstip van punctie;
o indicatie van de punctie;
o de hoeveelheid ascitesvocht;
o het uitzicht van het vocht;
o observatiegegevens van de zorgvrager

22
Q

Wat zijn mogelijke complicaties na een ascitespunctie?

A
  • syncope: door te snelle evacuatie van ascitesvocht, pijn en angst;
  • darm –, lever – of blaasperforatie;
  • buikklachten na punctie;
  • infectie van punctieplaats: tgv onsteriel werken;
  • bacteriële peritonitis;
  • lekkage van ascites uit punctieplaats (alleen na evacuerende punctie);
  • bloeding buikwand (zeldzaam);
  • fistelvorming: pt moet minstens 1 uur in rechter zijligging;
  • eiwittekort: patiënt verliest bij evacuerende punctie eiwitten via ascitesvocht, bij verlies van 2 liter ascitesvocht worden er albumines IV toegediend
23
Q

Waaruit bestaat de buitenkant van de longen?

A

De longen zijn omgeven door een luchtledige zak. Dit zijn longvliezen of de pleurabladen en deze bestaan uit:
* Pleura visceralis = longvlies (het vlies dat het orgaan omgeeft);
* Pleura pariëtalis = borstvlies.

24
Q

Wat is een pleurapunctie?

A

=> invasieve ingreep, die erin bestaat lucht of vocht op te nemen uit de pleuraholte door middel van een naald.
-> bij bepaalde aandoening: luchtledige zak rond longen gevuld wordt met vocht, lucht of bloed waardoor de longfunctie min of meer belemmerd wordt

25
Wat zijn de mogelijke indicaties voor een pleurapunctie?
- diagnostische punctie: pleura aangeprikt met een dunnen naald en wordt er staal vocht afgenomen voor verder onderzoek -> aard van vocht zal onderzocht worden op zijn samenstelling - evacuerende en therapeutische punctie: verwijderen van vocht tussen pleurabladen om ademhaling te vergemakkelijken
26
Wat zijn veel voorkomende oorzaken voor het ontstaan van pleuravocht?
* Pleuritis met overvloedige etteruitstorting; * hydrothorax, stuwing in de grote circulatie (hartaandoeningen en carcinoma); * haemothorax, ten gevolge van thoraxtrauma bijvoorbeeld: ribfractuur
27
Wat is een contra-indicatie voor een pleurapunctie?
Stollingsstoornissen of bij inname van anticoagulantia
28
Wat is de functie van de verpleegkundige bij een pleurapunctie?
verantwoordelijk voor de assistentie van de arts en voor de observatie (pols, facies, hoesten, ademhaling, nausea, duizeligheid en pijn) van de patiënt. De zv dient niet nuchter te zijn voor onderzoek
29
Hoe moet de patiënt geïnstalleerd worden bij een pleurapunctie?
* zittende houding: o voorkeur, maar enkel mogelijk indien zorgvrager rechtop kan zitten o zv zit op rand van bed, met voeten gesteund op voetbankje; o hoofd en armen worden op kussen gelegd (om afstand tussen ribben te vergroten) * zijligging: o toegepast bij zv die niet rechtop kunnen zitten; o zv rust op gezonde zijde; o arm aan kant van punctiezijde wordt over hoofd gelegd; om afstand tussen ribben te vergroten o vpk positioneert zich voor zv
30
Hoe verloopt een pleurapunctie?
- positioneren zv - punctieplaats breed ontsmet met gekleurde alcoholische ontsmettingsstof (kan met echo) - steriel plakveld onder ontsmette zone - eerst huid en longvlies met injectie met dunne naald plaatselijk verdoofd -> onderzoek pijnloos, maar wel hoestprikkel - pneumolog aan rugzijde -> naald tussen twee ribben tot in pleuraholte -> vocht met spuit opgezogen - evacuerende punctie: op naald leiding met opvangsysteem aangeschakeld om zo pleuravocht op te vangen - na puntie -> naald voorzichtig verwijderd en puntieplaats afgedrukt - kleefpleister wordt aangebracht die 24 uur ter plaatse blijf
31
Waaruit bestaat de nazorg bij een pleurapunctie?
* Houding van de zorgvrager aanpassen; * lichaamstemperatuur observeren; * observatie van het sputum ( bloederig sputum wijst op perforatie ); * stalen versturen naar het labo; * eventueel medicatie op voorschrift toedienen; * de zorgvrager laten rusten; * rapportage in verpleegdossier
32
Wat wordt er gerapporteerd in het verpleegdossier na een pleurapunctie?
o het tijdstip van punctie; o de hoeveelheid pleuravocht; o het uitzicht; o observatiegegevens van de zorgvrager
33
Wat zijn de mogelijke complicaties bij een pleurapunctie?
* Vasovagale reactie; * syncope; * pneumothorax: doorprikken van visceraal blad, waardoor lucht in pleuraholte komt of door onvolledig afsluiten van de naald; * hemothorax; * infectie; * fistelvorming: bij herhaalde puncties op dezelfde plaats (voorkomen door plaatsen van thoraxdrain); * hypoxemie bij patiënt met onderliggend longlijden; * luchtembolie