Hoofdstuk 1 (deel 2) Flashcards
(6 cards)
Het bemiddelende karakter van techniek en economie
Leg het bemiddelende karakter van techniek en economie uit.
Zowel technologie en economie hebben een enorme impact op:
- Het reilen en zeilen van de samenleving
- De menselijke ervaringen en praktijken
- Handelingen en beslissingen
- De kwaliteit van het menselijk leven
Het bemiddelende karakter van techniek en economie
Wat is technische mediatie?
Het idee dat de technologie (en economie) een relatie vestigt tussen gebruiker en
omgeving die zonder die technologie niet zou bestaan, noemen we technische mediatie of
technische bemiddeling.
Het bemiddelende karakter van techniek en economie
Beschrijf de drie verschillende dimensies van technische mediatie.
1) Technologie beïnvloed het bestaan en het gedrag van de mens.
Techniek schept nieuwe mogelijkheden maar sluit tegelijk ook bestaande mogelijkheden uit
Bijvoorbeeld: e-mail, gsm, auto, stofzuiger, microgolven
2) Technologie beïnvloed de werkelijkheid zelf
Voorbeeld Robert Moose;
Hij ontwierp in jaren 70 een aantal viaducten over de toegangswegen naar de stranden van Long Island de bruggen werden zo laag
gebouwd dat enkel auto’s er onder konden en geen bussen Hierdoor konden de arme Afro-Amerikanen die de bus namen het strand moeilijk of niet bereiken
De bezoekers van Jones Beach kregen de indruk dat er weinig Afro-Amerikanen woonden in Long Island
Voorbeeld inrichting van onze steden:
De inrichting van onze steden zou er totaal anders uitgezien hebben zonder auto’s
=> Geen verkeerslichten, flitspalen, tankstations,
verkeersborden, …
3) Technologie beïnvloed de menselijke perceptie en bijgevolg ook de interpretatie van de werkelijkheid
Voorbeeld Echoscopie:
Geeft actief vorm aan de manier waarop het ongeboren kind aanwezig is in de menselijke ervaring en daarmee tevens aan de beslissingen die ouders nemen in het geval er afwijkingen worden geconstateerd die kunnen duiden op een ziekte.
De mens achter de machines
Leg uit hoe de mens subject is van het economisch en technisch handelen.
De mens is het subject van het economisch en technisch handelen/
-> Technologieën weerspiegelen de doeleinden en belangen van hun makers.
Verkeersdrempels: slapende agenten, auto’s remmen af wanneer ze er een zien.
Het muntslot van een winkelkar ‘vraagt’ dat we de kar terug op zijn plaats zetten.
De ethisch imperatieve structuur van het leven
Beschrijf.
Het leven eist respect waardoor techniek en economie wel met waarden te doen moeten hebben.
- Medische technologie (regelgeving, omgaan met embryo’s, ethiek van het levenseinde)
- Wapenindustrie kan op veel negatieve reacties rekenen.
- Respect voor een kind (biijvoorbeeld designerbaby)
Wijst op iets in het leven (in de mens) dat respect verdient.
-> Houdt een zekere plicht in om de mens niet te instrumentaliseren.
Kant: behandel de ander nooit louter als middel, maar ook altijd als doel.
Wordt in veel ethische codes opgenomen.
Menselijk handelen is moreel handelen
Leg het kolenberg en het Heinz-dilemma uit:
3 niveaus - 6 stadia
Niveau 0) Premoraliteit
- Goed wat plezierig is
- Wat pijn doet, of angst inboezemt, is slecht
- Er is bij een kind in de eerste levensjaren nog geen ethisch besef, het kan zelf nog geen onderscheid maken tussen ‘goed’ en ‘slecht’
Niveau 1) Preconventioneel niveau
1. Het kind is geheel en al op de externe autoriteit gericht.
- Iets is vanzelfsprekend goed omdat een autoriteit (moeder, vader) dat zegt.
- Alles waar straf op staat, is slecht: “ik zorg dat ze niet boos op mij worden”
- Zekerheidshalve wordt het gedrag van de autoriteit geïmiteerd, althans, zolang de autoriteit in de buurt is.
- Ten opzichte van anderen wordt een weegschaalmodel gehanteerd
- “Ik doe iets voor een ander, omdat die ander (dan) iets voor mij doet.
- Als jij niet lief bent voor mij, dan ben ik niet lief voor jou.
- Wat het eigenbelang van het kind niet direct dient, zal het kind ook niet doen.
- Het eigenbelang gaat voor.
Niveau 2) Conventioneel niveau
3. Goed is wat de anderen goed vinden
- Wat men van mij verwacht, dat wil ik doen. Ik kijk eerst naar de anderen, voor ik zelf een besluit neem
- Met eventuele negatieve gevolgen wordt weinig of geen rekening gehouden:
Iedereen doet het immers? Ik wil niet anders zijn dan de anderen.
- Goed is wat de eigen groep normaal vindt.
- “Ik laat mijn doel en laten bepalen door de meerderheid.
- De gangbare groepsnorm wens ik niet te overtreden, anders wordt het leven verwarrend en moeilijk
- Ik sluit mij aan bij de mening van mijn groep.
Niveau 3) Postconventioneel niveau
- Goed is wat in overleg is overeengekomen
- “Afspraken moeten gerespecteerd worden”
- De gangbare groepsnorm wens ik niet te overtreden, anders wordt het leven verwarrend en moeilijk.
- Ik sluit mij aan bij de mening van mijn groep - Iets is goed omdat het niet tegen de eigen principes ingaat
- “Mijn persoonlijke geweten weegt het zwaarst en geeft de doorslag”
- Ik ga voor de rechten van het individu
- Voor de wereld waarin ik leef draag ik een directe verantwoordelijkheid
- Ik zal wat slecht is openlijk afkeuren. Zelfs al is niemand het met mij eens.
Vaststelling: De meeste mensen blijven in hun werkcontext steken bij stadium 4.
Heel wat kritiek: onderzoek enkel op mannen uitgeoefend.