Hoofdstuk 3 (deel 2) Flashcards

(7 cards)

1
Q

Leg uit: waarden

A

Opvattingen over wat de moeite waard is in het leven: ze zijn universeel en stabiel.
Voorbeelden: vrijheid, rechtvaardigheid, eerlijkheid, trouw en geluk

Kunnen betrekking hebben op persoonlijke geluk van mensen (zekerheid, veiligheid, erkenning, vrijheid en geluk)

Kunnen verband houden met de samenleving in haar geheel (vrede, gerechtigheid, solidariteit en democratie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Leg uit: waarde-conflict/ ethisch dilemma

A

Wanneer iemand twee of meer waarden nastreeft die op dat moment met elkaar botsen spreken we over een waarde-conflict/ethisch dilemma.

Het is ook mogelijk dat men niet moet kiezen tussen twee warden, maar tussen twee onwaarden die men niet wil nastreven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Leg uit: normen

A

Normen hebben meestal een dwingend karakter, ze verplichten je iets al dan niet te doen.

Geboden of verboden die aangeven hoe we in een bepaalde situatie moeten handelen om een specifieke waarde te beveiligen of te realiseren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Cultuur

A

Men verwijst naar ‘het geheel van voorstellingen, opvattingen, waarden en normen die mensen als lid van de samenleving door middel van leerprocessen hebben verworven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Bedrijfscultuur

A

Wijst specifiek op de gezamenlijke waarden en normen binnen een bedrijf die het gedrag van de medewerkers in sterke mate bepalen.
Zorgt voor de specifieke aard van het bedrijf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Deugd

A
  • Deugden kun je leren
  • Deugden zijn kwestie van karakter- of persoonsvorming via opvoeding of een of ander leerproces binnen een organisatie of bedrijf.

Men onderscheidt 2 deugden:
Intellectuele deugden: bij intellectuele deugden gaat het om kennis en vaardigheden

Morele deugden: morele deugden zijn goede karaktereigenschappen van mensen, eigenschappen die iemand tot een goed mens maken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Beschrijf de drie elementen die duidelijk maken wat een deugd is aan de hand van Aristoteles’ definitie.

A

Houding: Een deugd is geen handeling maar veeleer een (karakter)houding, gezindheid of - zoals we het tegenwoordig noemen - een attitude.

Iemand die 1 keer een moedige daad verricht is niet moedig.
Iemand is pas moeder als hij zich altijd, in verschillende situaties en onder verschillende omstandigheden, moedig gedraagt. Een houding heb je niet van nature, die moet gevormd worden en wordt zo een karaktertrek.

Het juiste midden:
De gulden middenweg: de juiste keuze is altijd tussen twee extremum.

Het subjectieve midden:
Het subjectieve midden wordt door de handelende persoon in een bepaalde situatie en onder bepaalde omstandigheden gekozen.
Wijsheid (verstand) is er op gericht dat je de juiste keuze maakt bij het handelen. Het is het vermogen om in iedere situatie opnieuw de verschillende factoren af te wegen die de beslissing kan beïnvloeden om de handeling al dan niet uit te voeren.

-> Deugd is niet enkel weten hoe je op gevaar moet reageren, maar ook weten wat er precies moet gedaan worden. Een verstandig mens is volgend Aristoteles iemand die inzicht heeft in het midden bepalen maar ook inzicht weet te vertalen naar een concrete situatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly