Hoofdstuk 4 Flashcards
(16 cards)
Criteria om een handeling op haar ethische gehalte te beoordelen
- Bedoeling van de daad (intentie van waaruit je de handeling uitvoert
- Gevolg/resultaat van de daad
- Middel waarmee of manier waarop de daad/handeling uitgevoerd wordt
Verschil beginselethiek en gevolgenethiek
o Bij beginselethiek ligt de nadruk op de intentie/bedoeling van de persoon.
o Bij de gevolgenethiek staat de resultaat van de handeling centraal, niet de bedoeling.
4.1.1. Deugdenethiek (Aristoteles)
- Karaktervorming
o Ethiek heeft in de eerste plaats niet te maken met het toepassen van morele regels en principes, maar is veeleer een zaak een persoon te worden die zich door oefening en training als vanzelf op gepaste manier gedraagt.
o Een goed mens word goed door goed te handelen.
o Op gericht om bij mensen attitudes of karakterhoudingen (karaktervorming) aan te leren waardoor een mens deugdzaam zal handelen.
- Toepassing bedrijfsethiek
o Lijkt te maken met persoonlijke ethiek, toch kan handelen binnen een bedrijfscontext niet los gezien worden van onze persoonlijke ethiek.
o Deugdenethiek gebruiken voor ethische analyse:
1. Bepalen welke deugden er in een bepaalde situatie aan de orde zijn en
2. Nagaan welke manier van handelen deze suggereert.
o Deugden hangen min of meer vast aan functie/rol binnen bedrijf -> receptie: vriendelijk, veiligheidsadviseur: alertheid
o Moderne opvatting van de ethiek: professionele verantwoordelijkheid speelt belangrijke rol.
o Aangeworven voor specifieke functie - niet precies aangegeven wat deze inhoudt - in elke situatie je verantwoordelijkheid opnemen en rekenschap kunnen afleggen over de manier waarop je die verantwoordelijkheid invult.
4.1.2. Deontologie of plichtenethiek (Immanuel Kant)
Leg uit wat deontologie inhoudt:
o Steunt op het idee van de mens als maatschappelijk wezen die in een bepaalde orde leeft en aan een aantal wetten moet gehoorzamen.
o Duidt aan op hetgene wat je moet doen. Het goede wordt gelijkgesteld aan het vervullen van bepaalde plichten
o Je handelt vanuit het besef dat bepaalde universele beginselen en regels zo fundamenteel zijn dat ze gevolgd moeten worden. Bijvoorbeeld: niet liegen, niet stelen, …
Anekdote die het belang van wetten binnen een maatschappij illustreert:
Griekenland in de 7e eeuw voor Christus - draconische wetten - doodstraf om minste - opstand - één dag per jaar geen wetten - zonder wetten onmogelijk - Grieken aanvaardden.
4.1.2. Deontologie of plichtenethiek (Immanuel Kant)
Leg uit waarom de ethische model van Immanuel Kant ook moderne ethiek wordt genoemd en waarop deze ethiek wordt beoordeeld.
2) Moderne ethiek (Immanuel Kant)
o De mens is een rationeel denkend wezen dat een zekere waardigheid verdient
o De reden van een ethisch goede handeling kwam van de mens zelf en niet langer bepaald door natuur/op bevel van God.
o Mens gezien als fundament van het morele handelen: daarom moderne ethiek genoemd
o Door belangrijke rol van de mens - morele kwaliteit van het menselijk handelen enkel bepaald door iets wat de mens altijd en volledig in zijn macht heeft (intentie).
o ‘Goed’ zijn van een handeling wordt niet beoordeeld op basis van de gevolgen, maar de intentie van waaruit de handeling wordt verricht.
“Een goede wil is niet goed door wat hij bewerkstelligt of tot stand brengt. Zelfs als het deze wil volledig ontbreekt aan het vermogen om zijn bedoelingen te realiseren: als hij zelfs in uiterste spanning niets tot stand weet te brengen, schittert hij niettemin als een sieraad omwille van zichzelf, als iets wat zijn volle waarde in zichzelf heeft.”
4.1.2. Deontologie of plichtenethiek (Immanuel Kant)
Beschrijf de intenties die onze wil sturen en welke handelingen een ethische waarde hebben.
Er zijn verschillende intenties die onze wil om te handelen sturen:
o Eigen belang
o Neiging
o Plicht
o Enkel handelingen uit plicht hebben een ethische waarde.
o Een standpunt moet uitgaan van een principe en niet van een berekening om in overeenstemming te zijn met handelen vanuit plicht.
o Men moet de juiste doen om de juiste reden.
4.1.2. Deontologie of plichtenethiek (Immanuel Kant)
Hoe komen we erachter of een handeling een plicht is en op welke twee manieren kunnen we dit doen?
Om achter te komen of een bepaalde handeling een plicht is moet men beroep doen op de rede. Als de rede de wil stuurt maakt die beslissingen die onafhankelijk zijn van wat onze neigingen en verlangens ons ingeven.
Kant onderscheidt twee manieren waarop de rede de wil stuurt, door middel van twee imperatieven of geboden:
1. Hypothetische imperatief
o Maakt gebruik van een instrumentele rede: als je X wilt, doe dan Y (als je een goede naam wilt, ga je goed met klanten om).
o Altijd voorwaardelijk
- Categorisch imperatief
o Onvoorwaardelijk
o Categorisch = onvoorwaardelijk, imperatief = gebiedend, dwingend
o Is dus altijd geldig, ongeacht de situatie
4.1.2. Deontologie of plichtenethiek (Immanuel Kant)
Wat is de categorische imperatief en wat gebiedt hij ons?
Kant formuleert het op twee verschillend (maar aanvullende) manieren:
- Universaliseerbaarheid: Vanuit principes handelen die we zonder tegenstrijdigheid zouden kunnen veralgemenen.
Vijf stappen
o Formulering van een regel om een bepaald doel te bereiken
o Formulering van die regel als algemene wet
o Het inbeelden van een wereld waarin iedereen die wet naleeft
o Het in beelden dat we in die wereld moeten leven
o Afvragen wat het zou betekenen om in die wereld te leven.
- Menselijke waardigheid (handel zo dat je het menselijke in jezelf en in anderen nooit louter als middel, maar ook altijd als doel op zich kunt zien).
Eén waarde die boven alle waarden is verheven: waardigheid van de persoon
Goed handelen is dus de waardigheid van de individu respecteren. Je zou willen dat alle mensen zo zouden handelen omdat dat een bijdrage zou zijn aan een goede wereld.
Met de categorische imperatief heeft Kant een antwoord gegeven op de vraag wat de mens moet doen, alleen wie handelt volgens regels die aan de categorische imperatief voldoen, handelt volgens Kant moreel juist.
Moreel handelen bestaat in het handelen volgens een universele wet.
Voorbeelden deontologische of plichtenethiek vinden we in de meeste bedrijfs- en beroepscodes.
o Behandelen omkoping
o Misbruik van informatie
o Discriminatie
o Relaties met concurrenten en leveranciers
4.2.1. Utilisme
Beschrijf het gevolgen-ethische model ‘utilisme’:
Utilisme staat voor zoveel mogelijk nut.
o Aantrekkelijk theorie in het bedrijfsleven (handeling is goed als de gevolgen goed zijn)
Vormt nog altijd één van de belangrijkste ethische en filosofische stromingen in onze samenleving:
o Grote invloed gehad op model van de vrije markt
o Bijgedragen aan de oorsprong van democratische welvaart- en verzorgingsstaat
o Afschaffing slavernij
o Algemeen kiesrecht
o Pleit voor een moderne en wereldse benadering van de ethiek, waarbij moraliteit (wat goed is en wat slecht is) wordt herleid naar puur menselijke waarden: behoeften en noden
o Toekomstgericht: elke handeling is goed of slecht afhankelijk van gevolgen
o Humaan denken: menselijke ervaringen van pijn en lust staan centraal.
4.2.1. Utilisme (Jeremy Bentham)
Beschrijf: de basisgedachte en hoogste principes
Beschrijf van welke idee Benthams ethiek uitgaat en wie er aan bijdraagt (3).
Leg uit hoe Bentham gebruik maakt van een moreel balans (3 punten)
4.2.1.1. Jeremy Bentham
Sensaties van plezier en pijn
- De basisgedachte van zijn leer is maximalisatie van geluk:
o Geluk is de toestand waarbij genot een overdracht heeft over pijn
o Juiste handelswijze is hetgene doen wat de maximale utiliteit (nut) oplevert.
o Nut: leidt tot genot of geluk, voorkomt pijn en lijden.
“Onder het utiliteitsprincipe versta ik het principe dat een handeling goed of afkeurt naargelang de handeling ertoe neigt het geluk van de betrokken partij te vermeerderen of te verminderen, of wat hetzelfde is, dat geluk te bevorderen of te verhinderen. Ik heb het oog op alle handelingen, dus niet alleen het handelen van privépersonen, maar ook alle regeringsmaatregelen.”
- Benthams ethiek gaat uit van het idee (en wie er aan bijdraagt):
Mens:
o Dat we de mens niet langer moeten zien als metafysisch wezen, maar als biologisch wezen
o Wordt bepaald door passies, hartstochten en emoties.
o Wordt geregeerd door gevoelens van pijn en genot (soevereine meesters)
o Normen goed en kwaad zijn vastgeklonken aan hun troon
Overheid:
o Overheid moet ook datgene doen wat het geluk van de gemeenschap als geheel bevordert.
Atomistic society:
o Bentham ziet de maatschappij als een atomistic society (= denkbeeldig lichaam samengesteld uit de som van de individuen die er deel van uitmaken).
o Het geluk van de gemeenschap is de optelsom van het geluk (nut) van de individuen.
- Bentham maakt gebruik van een morele balans waarbiji we berekenen wat de meeste lust en de minste pijn bezorgt:
Kwantiteit is belangrijker dan kwaliteit:
o Utilisme staat neutraal ten opzichte van de invulling van ‘geluk’. Genot is genot en pijn is pijn
o Gevolg: geen verschil tussen geluk van drugsverslaafde en die van een dichter
o Mens maakt gebruik van morele balans bij streven naar de utiliteit: berekenen wat de meeste lust en minste pijn bezorgt.
Kan niet enkel begrepen worden als een vorm van ethisch egoïsme:
o Bentham heeft een wereld voor ogen waar het geluk van zo veel mogelijk mensen wordt verwezenlijkt.
o The greatest good for the greatest number: wat is greatest good en wat is the greatest number
o Elk telt als 1 en niemand voor twee
o Identificeert geluk met nut, algemeen geluk gelijkgesteld met bereiken van zoveel mogelijk nut voor zoveel mogelijk mensen.
Ethiek van rekenen en meten:
o Sociale geluk wordt berekenbaar. Bij een beslissing het nut berekenen voor elk mogelijk alternatief.
o Elke mens moet verantwoordelijkheid opnemen voor zijn eigen leven en geluk en anderen hetzelfde laten doen.
Utilisme (John Stuart Mill)
Leg uit hoe John Stuart Mill aankaart dat de ethiek van Bentham (utilisme) immoreeel aanvoelt en hoe we deze moeten aanvullen.
Benthams ethiek voelt volgens John Stuart Mill immoreel aan omdat:
o Geluk van de meerderheid gaat ten koste van de minderheid
=> Utilisme aanvullen met vrijheidsbeginsel: mijn geluk vindt zijn grens waar het geluk van de ander begint.
=> Het individu is vrij om te doen wat hij wil zolang hij de ander er niet mee schaadt.
Volgens het utilisme is het oké om:
Meer mensen te laten geboren worden om totale geluk te verhogen -> overbevolking
Alle levende wezens te vernietigen omdat het een einde zou maken aan lijden en pijn
=> Geen kwantiteit maar kwaliteit en de stelling van de neutraliteit verlaten.
=> Onderscheid tussen hogere en lagere, betere en slechtere genietingen.
=> Deze aanpassing gaat ten koste van de aantrekkelijkheid van het utilisme, maar roept ook weer de vraag op naar een ander criterium om de verschillende vormen van nut of geluk van elkaar te onderscheiden.
4.2.1.3. Recente ontwikkelingen
Welke vernieuwingen kende het utilisme?
Utilisme kende een sterke revival in de tweede helft van de 20e eeuw.
Men probeerde opnieuw de scherpe kantjes bij te schaven
Twee van die vernieuwingen zijn:
1) Regel- of handelingsutilisme
Soms beslissen we om iets te doen, niet door te kijken naar de gevolgen van de handeling, maar naar de gevolgen van het al dan niet aannemen van bepaalde regels.
o Handelingsutilisme: nadruk op individuele handelingen
o Regelutilisme: nadruk op het feit dat we regels moeten aannemen die – als ze door iedereen gevolgd worden – het geluk maximaliseren.
Een andere reden voor de aandacht voor gevolgen van het al dan niet naleven van regels is dat het utilisme geen antwoord kan bieden op de vraag waarom we ons zouden moeten houden aan beloftes of gemaakte afspraken.
o Soms heeft het niet-naleven van beloftes of afspraken betere gevolgen dan wanneer je ze wel volgt.
o Wat moet je dan wanneer volgen?
o Regels zijn algemene richtlijnen, behalve in gevallen waarbij het duidelijk is dat er meer goede gevolgen zijn van het doorbreken van de regels dan het volgen van de regels.
Geluks- of preferentie-utilisme:
Overschakeling van geluks- naar een preferentie-utilisme:
Vaststelling dat mensen in staat zijn tot daden van zelfopoffering, wat niet echt strookt met utilistische gedachtegoed.
o Ook hier willen mensen zoveel mogelijk het goede doen, maar het goede kan, afhankelijk van persoon tot persoon, op verschillende manieren gedefinieerd worden.
o Probleem: biedt geen antwoord op ‘de objectie van de dure smaak’
o Ondanks discussies en kritiek blijft utilisme grote aantrekkingskracht uitoefenen.
o Vrij natuurlijk om over handelingen te oordelen met oog op hun gevolgen en om die gevolgen te bekijken met het oog op hun nut voor de gehele mensheid.
- Toekomstgerichtheid biedt de mogelijkheid om het morele handelen af te stemmen op specifieke contexten en om rekening te houden met gewijzigde omstandigheden.
- Zowel micro als macrerelevantie (individuele handelingen en maatschappelijke instellingen)’
4.2.2. Rechtvaardigheidsethiek
Beschrijf de rechtvaardigheidsethiek
Resultaat van een handeling is van belang
Het goede = bereiken van het beste resultaat
- Visie op de gemeenschap en haar welzijn
o In tegenstelling tot utilisme: gaat niet uit van individuele mens en zijn/haar belangen
- Maatschappij als menselijk lichaam
o Verschillende delen van de samenleving onlosmakelijk met elkaar verbonden
Elk deel heeft slechts waarde binnen het geheel van de samenleving
Verschillende organen functioneren in harmonie om niet ziek te worden.
Verschillende geledingen van de maatschappij moeten zoeken naar een soort harmonie om het voortbestaan van de maatchappij te verzekeren: de sociale cohesie.
////////
Resultaat! Goede = beste resultaat
Visie => Gemeenschap i.t.t. utilisme (= individuele mens en belangen)
Maatschappij => menselijk lichaam
Delen - samenleving - verboden
# organen - harmonie - niet ziek worden
# delen samenleving - harmonie - voortbestaan maatschappij => sociale cohesie
- Grote verschil met utilistische opvatting die een liberale maatschappijvisie huldigt, waarbij de staat niet hoeft tussen te komen in de manier waarop mensen het geluk nastreven zolang ze het geluk van anderen niet in gevaar brengen.
- Nood aan gedeelde waarden om niet te bezwijken aan een gebrek aan sociale cohesie of samenhang.
- Het goede = het rechtvaardige = wat de gemeenschap als geheel en elk lid afzonderlijk ten goede komt
o De gemeenschap en elk lid ervan het gepaste deel geven, in werk en loon, in kosten en baten. - Schatplichtig aan het denken van Aristoteles en zijn Ethica Nicomachea, anderzijds is het gebaseerd op het Bijbelse model van het verbond, de basis van de joodse sociale ethiek.
- Het (economisch en technisch) handelen steeds in een ruimere (ethische en levensbeschouwelijke) context geplaatst: het dient een bijdrage te leveren aan het algemeen welzijn (denk bijvoorbeeld aan welvaart voor iedereen, goede sociale voorzieningen en optimale gezondheidszorg). De vernietiging van het milieu is bijvoorbeeld onaanvaardbaar
Op welke 3 niveaus situeert rechtvaardigheidsethiek zich?
Situeert zich op drie niveaus of in drie relaties:
1. Op het niveau van mensen onderling: wat mensen elkaar verschuldigd zijn: eerlijkheid betrouwbaarheid respect fairplay
2. In de verhouding van het individu tot de gemeenschap: wat individuen aan de gemeenschap verplicht zijn: belastingplicht stemplicht
3. In de verhouding van de gemeenschap tot het individu: wat de gemeenschap aan haar leden verschuldigd is: steun in geval inkomensverlies, verlening rechtszekerheid, …
4.2.2.1. John Rawls gedachtenexperiment
Leg de gedachtenexperiment uit:
- Stel dat we uitgekozen worden om een nieuwe samenleving te ontwerpen. Hoe vermijden dat iedereen gewoon zijn belangen verdedigt ten koste van de andere(n)?
o Oplossing van Rawls:
o the veil of ignorance (sluier van onwetendheid)
o Maximin - regel: “we zouden de slechts mogelijke toestand waarin we eventueel terecht kunnen komen (min) zo goed mogelijk willen maken (max).
o Gebeurt aan de hand van 2 principes:
gelijke fundamentele vrijheden
Sociale en economische gelijkheid: verschilbeginsel (p. 68)
o Primaire goederen:
oneerlijkheid verhelpen door compenseren sociale en economische achterstand
iedereen beschikt over een aantal primaire goederen (basisgezondheidszorg, onderwijs, minimuminkomen)
4.3. Afsluitende bedenkingen
Beginselethische theoriën (Aristoteles/deugd en Kant/plicht)
- Abstract:
o Kunnen niet altijd concrete oplossingen bieden in reële casussen
o Geven geen antwoord op de vraag wat er moet gebeuren als er twee waarden botsen.
- Noch de deugdenethiek, noch de plichtenethiek van Kant kan hier onmiddelijk een oplossing voor bieden. Oplossen door waardenhiërarchie op te stellen.
- Grote verdienste = de koppeling van het menselijk handelen aan een aantal fundamentele waarden en normen.
Gevolgenethische theorieën
- Eenzijdigheid: door alle aandacht toe te spitsen op de gevolgen van de handeling, leidt deze theorie vaak tot onevenwichtige oordelen.
In werkelijkheid:
- Worden morele problemen vaak gemengd en kunnen we de ethische modellen gebruiken om een ethisch probleem vanuit verschillende invalshoeken te benaderen.
- Soms kunnen de ethische denkwijzen elkaar aanvullen
- Soms kunnen beginsel- en gevolgenethiek elkaar corrigeren.
o Een louter gevolgenethische benadering kan ontaarden in de stelregel: ‘het doel heiligt de middelen’. Dan is het goed dat er een paar stevige beginselen zijn die daar paal en perk aan stellen.
o Anderzijds kan de beginselethiek ontaarden in moreel fanatisme en dan is het goed even stil staan bij de gevolgen ervan.
- Soms kunnen de verschillende denkwijzen tot verschillende antwoorden leiden.
o Elk van de denkwijzen en hun antwoorden in detail bekijken, vergelijken en met zorg tegen elkaar af wegen.
- Rechtvaardigheidsethiek en beginselethische theorieën > utilistische, omdat morele beginselen en het algemeen welzijn zwaarder doorwegen dan tegen elkaar weggestreepte voor en nadelen.
o Behalve
Wanneer schending van het algemeen welzijn en bepaalde fundamentele waarden en normen relatief gering zijn
Wanneer de ernst van de gevolgen het onverantwoord maakt om nog langer vast te houden aan een bepaald beginsel.