Hoofdstuk 12: Het urinewegstelsel Flashcards

(37 cards)

1
Q

Het urinewegstelsel bestaat uit

A

Nieren
Urineleiders
Blaas
Urethra (urinebuis)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Urine

A

Bestaat voornamelijk uit water en opgeloste stoffen (ionen, medicijnen, vitaminen, toxische stoffen en kleine afvalmolecules uit overal in het lichaam)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Nieren

A

Produceren urine
Houden homeostase in stand: waterinname = waterproductie
Reguleren stikstofhoudende afvalstoffen en andere oplossingen (ammoniak ontgiften)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Nierpiramiden

A

binnenste piramidevormige zones van dicht weefsel die de medulla vormen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Nierbekken

A

Holle ruimte in midden van nier waar urine zich verzamelt na vorming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Nefronen

A

Lange, dunne, buisvormige structuren die gemeenschappelijke laatste deel (verzamelkanaal) hebben waardoor urine naar nierbekken wordt afgeleverd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Opbouw nefron

A

Kopje weefsel waarvan één kant naar binnen is geduwd (glomerulaire capsule of capsule van Bowman), deze omringt en omsluit een netwerk van haarvaten (glomerulus) die deel uitmaakt van bloedtoevoer naar nefron

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Urineleiders

A

Gespierde buis die urine naar blaas transporteert door peristaltische golven van samentrekking van gladde spieren
Het nierbekken van elke nier loopt door in een urineleider

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Urineblaas

A

Slaat urine op
Bestaat uit drie lagen glad spierweefsel, binnenkant bekleed met epitheelcellen
Doorgaans gemiddeld 600-1000 ml urine (minder bij vrouwen want wordt samengedrukt door baarmoeder)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Urinebuis (urethra)

A

Transporteert urine uit het lichaam
Verhindert dat urine lichaam vroegtijdig verlaat door interne en externe urethrale sluitspier
20 cm bij mannen en 4,5 cm bij vrouwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Vanaf glomerulaire capsule gaat tubulus verder als lange, dunne buis met vier gebieden:

A

Proximale tubulus
Lus van Henle
Distale tubulus
Verzamelkanaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Proximale tubulus

A

Begint bij glomerulaire capsule in cortex en eindigt bij medulla (reabsorbeert 65-70% van het water)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Lus van Henle

A

Strekt zich uit tot medulla als dalende deel en loopt dan weer omhoog als stijgend deel (reabsorbeert 25% van het water)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Distale tubulus

A

Glomerulaire capsule is gepasseerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Verzamelkanaal

A

Distale tubuli van duizend nefronen komen samen en vormen verzamelkanaal dat zich uitstrekt van cortex via medulla tot nierbekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Afferente arteriolen

A

Komt glomerulair capsule binnen en deelt zich meerdere keren om netwerk van haarvaten te vormen dat de glomerulus vormen → waar plasmavloeistof en opgeloste stoffen uit het bloed gefilterd worden

17
Q

Efferente arteriolen

A

Glomerulaire haarvaten die samenkomen en gefilterd bloed uit glomerulus transporteren

18
Q

Peritubulaire haarvaatjes

A

Verwijderen wateri, ionen en nutriënten die opgenomen worden door proximale en distale tubuli

19
Q

Drie processen die betrokken zijn bij de vorming van urine

A

Glomerulaire filtratie
Tubulaire reabsorptie
Tubulaire secretie

20
Q

Glomerulaire filtratie

A

De beweging van een eiwitvrije oplossing van vloeistoffen en opgeloste stoffen vanuit de glomerulus in de ruimte binnen de glomerulaire capsule

21
Q

Tubulaire reabsorptie

A

De terugkeer van het grootste deel van de vloeistof en opgeloste stoffen terug in de peritubulaire capillairen of vasa recta

22
Q

Tubulaire secretie

A

De toevoeging van bepaalde opgeloste stoffen uit de peritubulaire capillairen of vasa recta in de tubulus

23
Q

Proteïnurie

A

Zeefachtige structuur van glomerulaire capillairen wordt verstoord waardoor eiwitten filtratiebarrière passeren en in tubulusvloeistof terechtkomen (eiwitten in urine)

24
Q

Mictiereflex

A

Urinereflex
Interne urethrale sfincter: blijft gesloten tenzij de blaas wordt leeggemaakt
Externe urethrale sfincter: skeletspier die onder vrijwillige controle staat

25
Functies van de nieren
Dragen bij aan het behoud van de waterbalans en de zoutbalans Scheiden enzym af dat betrokken is bij de controle van het bloedvolume en de bloeddruk Handhaven zuur-base-evenwicht en de pH van het bloed Controleren de productie van rode bloedcellen Activeren een inactieve vorm van vitamine D
26
Antidiuretisch hormoon (ADH)
Reguleert de waterbalans door middel van een negatieve feedbacklus: wanneer concentratie opgeloste stoffen in bloed stijgt, zorgen ADH-producerende neuronen in hypothalamus ervoor dat ADH door hypofyse in bloed wordt uitgescheiden ADH circuleert naar nier, waar het de permeabiliteit van het verzamelkanaal voor water vergroot → meer water absorberen
27
Aldosteron
Steroïde hormoon uit bijnier dat zoutbalans reguleert
28
Renine-angiotensine systeem
Regelt het bloedvolume en de bloeddruk Direct via vasoconstrictie en indirect via uitscheiding van aldosteron
29
Renine
Enzym dat het renine-angiotensine systeem beïnvloedt Aangemaakt en opgeslagen in gespecialiseerde cellen in afferente arteriolen Wordt afgescheiden wanneer bloeddruk daalt
30
Angiotensine II
Biologisch actieve peptide die functioneert als hormoon Heeft drie organen nodig: nieren, lever en longen
31
Atriaal natriuretisch hormoon (ANH)
Beschermt tegen overmatig bloedvolume Omgekeerde effect als aldosteron: beschermt het lichaam tegen overtollig zout en water ipv tekort
32
Nierstenen
Mineralen kristalliseren in het nierbekken tot nierstenen Zijn meestal klein en worden uitgeplast Grote nierstenen kunnen urether blokeren
33
Urineweginfecties
Veroorzaakt door bacteriën Vaker bij vrouwen omdat urethra korter is en bacterie sneller in blaas terechtkomt Kunnen via urether in nier terechtkomen, dus snelle behandeling nodig
34
Acute nierfalen
Kortdurend Grote nierstenen, infecties, aanhoudende lage bloeddruk waardoor nieren niet meer filteren
35
Chronische nierfalen
Minder mogelijkheid om te filteren Dode tubulaire cellen kunnen opstapelen in tubuli waardoor er geen urine meer geproduceerd kan worden
36
Continuous ambulatory peritoneal dialysis (CAPD)
Kunstmatig zuiveren van bloed Kan thuis uitgevoerd worden Dialysevloeistof in buikholte brengen, waar het afvalstoffen kan uitwisselen en nadien weer draineren
37
Hemodialyse
Bloed wordt door een artificiële niermachine gecirculeerd en zo gezuiverd