Hoofdstuk 5: Het spierstelsel Flashcards
(41 cards)
Functies spieren
Beweging
Resist-beweging: bij weerstand tegen een beweging genereren spieren een kracht die precies tegengesteld is aan een gelijke maar tegengestelde kracht die wordt aangebracht op een lichaamsdeel
Warmte genereren: verantwoordelijk voor ¾ van alle warmte die door lichaam wordt gegenereerd
Drie soorten spieren
Dwarsgestreept spierweefsel
Hartspierweefsel
Gladde spieren
Kenmerken spieren
Prikkelbaar: trekken samen als reactie op chemische stof en/of elektrische signalen van andere orgaansystemen
Hebben slechts één basiswerkingsmechanisme: ze trekken samen (verkorten) → bij gebrek aan samentrekking ontspannen spieren zich en keren ze terug naar hun oorspronkelijke lengte
Synergetische spieren
Spiergroepen die samenwerken om dezelfde beweging te creëren
Antagonistische spieren
Spieren die tegenover elkaar staan en elkaar tegenwerken
Gebogen arm
Triceps ontspant
Biceps trekt samen
Gestrekte arm
Triceps trekt samen
Biceps ontspant
Spiercellen
= Spiervezels
Hebben celmembraan: sacrolemma
Buisvormig
Meerdere kernen want lange cellen waarin veel eiwitten gesynthetiseerd moeten worden
Fascia
Bindweefselvliezen die alle spieren, gewrichten, botten en organen omgeven
Myofibrillen
Bestaan uit in elkaar geschoven eiwitstrengen
Sacromeer
Deel tussen de twee Z-lijnen
Bestaat uit myosine (dikker) en actine (dunner)
Spiercontractie
Myosine- en actinefilamenten glijden langs elkaar, waardoor de Z-lijnen dichter bij elkaar komen
Vier stappen in het samentrekken en ontspannen van spiercellen
- Zenuwen activeren skeletspieren
- Activering maakt calcium vrij
- Calcium initieert het glijdende filamenten mechanisme
- Wanneer de activering van de zenuw stopt, stopt de contractie
Motorneuronen
Een enkele zenuwcel die een groep cellen stuurt
Stimuleren skeletspieren om samen te trekken
Scheiden acetylcholine af (= neurotransmitter: stof die prikkelend of remmend effect heeft)
Motoreenheid
Het motorneuron en alle spiercellen die het aanstuurt
Kleinste functionele eenheid voor spiercontractie
Neuromusculaire verbinding
Verbinding tussen een motorneuron en een skeletspiercel
T-tubuli
Buisachtige verlengingen van het celmembraan die elektrische impulsen naar alle delen van de cel transporteert
Myasthenia gravis
Aandoening waarbij immuunsysteem de acetylcholinereceptoren vernietigt, waardoor de spieren zwakker (of niet) reageren op zenuwimpulsen
Vier soorten energiebronnen
Opgeslagen ATP
Opgeslagen creatinefosfaat
Opgeslagen glycogeen
Aëroob metabolisme
Opgeslagen ATP
Wordt in kleine hoeveelheden opgeslagen
± 10 seconden gebruikstijd
Enige directe energiebron
Opgeslagen creatinefosfaat
3 tot 5x zoveel als hoeveelheid opgeslagen ATP
± 30 seconden gebruikstijd
Wordt snel omgezet in ATP
Opgeslagen glycogeen
Variabel: sommige spieren slagen grotere hoeveelheden op
Voornamelijk gebruikt bij zware inspanningen tijdens de eerste 3-5 minuten
ATP-opbrengst afhankelijk van beschikbaarheid zuurstof: één glucosemolecule zorgt voor 2 ATP zonder zuurstof en 36 ATP met zuurstof
Aëroob metabolisme
Stabiel hoog rendement
Altijd aanwezig
Eén glucosemolecule zorgt voor 36 ATP-moleculen
Isotonische spiercontractie
Treden op wanneer een spier korter wordt terwijl een constante kracht wordt behouden
Bv. spierkracht genereren om een deel van het skelet te bewegen