Hoofdstuk 17: Ontwikkeling, rijping, veroudering en dood Flashcards

(47 cards)

1
Q

Zygoot

A

Bevruchtte eicel (zaadcel + eicel)
Bevruchting vindt plaats in eileider

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Zona pellucida

A

Beschermde laag rondom het secundair oöcyt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Corona radiata

A

Laag granulosacellen rondom het secundair oöcyt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Twee-eiige tweelingen

A

Ovulatie van twee eicellen tijdens twee cycli
Bevrucht met twee zaadcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Eén-eiige tweelingen

A

Komt voort uit een enkele zygoot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Vier processen die de zygoot doen ontwikkelen

A
  1. Splitsing
  2. Groei
  3. Differentiatie
  4. Morfogenese
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Splitsing

A

Celdeling tijdens de eerste vier dagen na de bevruchting
Geen differentiatie: allemaal identieke cellen
Geen groei aangezien de eicel nog verder door de eileiders reist
Cytoplasma voorziet de cellen van energie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Groei

A

Van zodra zygoot zich in baarmoederwand nestelt en voeding krijgt via de moeder
Wanneer een cel deelt, verdubbelen de dochtercellen in massa om zich klaar te maken voor volgende celdeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Differentiatie

A

Van zodra de eerste fase van acht cellen is afgerond, beginnen cellen zich te differentiëren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Morfogenese

A

Kort nadat de cellen beginnen differentiëren, verandert de embryo van vorm en krijgt het herkenbare menselijke vormen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Drie trimesters van de zwangerschap

A
  1. Pre-embryonale ontwikkeling
  2. Embryonale ontwikkeling (+ geslachtsontwikkeling)
  3. Foetale ontwikkeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Pre-embryonale ontwikkeling

A

Verschillende celdelingen leiden tot 32 identieke cellen (morula)
Dag 4: zygote komt aan in baarmoeder, waar het eerste stadia van differentiatie en morfogenese doorgaat om blastocyt te vormen
Dag 6/7: trofoblast maakt contact met endometriumcellen → proteolytische enzymen die endometriumcellen afbreken → weg voor blastocyt komt vrij → implantatie
Tweede week: inwendige celmassa maakt zich los en vormt amnionholte, embryonale schijf (celmassa) differentieert in ectoderm en endoderm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Pre-embryo

A

Hey zygoot zich nog in de eileider

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Blastocyt

A

Een holle bal bestaande uit:
Trofoblast: een omringende cellaag
Een holte
Inwendige celmassa (enkel dit deel vormt uiteindelijk embryo)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Implantatie

A

Het proces waarin de blastocyt wordt opgenomen in het endometrium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Buitenbaarmoederlijke zwangerschap

A

De blastocyt hecht zich buiten de baarmoeder vast aan weefsel (buikholte, eierstok, baarmoederhals), dat niet voldoende ruimte heeft om een foetus te laten groeien
Leidt tot miskramen of beperkte placentaontwikkeling
Kan enkel tot geboorte leiden na operatie van zodra het levensvatbaar is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Embryonale ontwikkeling

A

Weken 3 tot 8
Snelle groei, differentiatie en morfogenese
Alle organen worden gevormd, maar de meeste zijn nog niet functioneel
Alle menselijke kenmerken te zien tegen het einde, maar embryo slechts 2,5 cm groot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Drie kiemlagen

A

Ectoderm
Mesoderm
Endoderm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Ectoderm

A

Vormt uiteindelijk de huid, haar, nagels, zenuwstelsel, tandglazuur, delen van het oog en andere organen en weefsels

20
Q

Mesoderm

A

Vormt uiteindelijk spierweefsel, bindweefsel, botten, nieren, urineleiders, beenmerg, testikels, eierstokken, bloedvaten en andere organen en weefsels

21
Q

Endoderm

A

Vormt uiteindelijk de lever, pancreas, alveoli, omlijning urineblaas, vagina, urinebuis en verschillende klieren

22
Q

Vier extra-embryonale membranen die embryo omringen

A

Amnion (vruchtvlies)
Allantois
Dooierzak
Chorion

23
Q

Amnion

A

Vangt schokken op, isoleert foetus en zorgt ervoor dat het niet uitdroogt
Gevuld met vruchtwater
Wordt afgeleid van interstitiële vocht moeder en wordt constant uitgewisseld
Foetus urineert in vruchtwater wanneer nieren gevormd zijn

24
Q

Allantois

A

Tijdelijk vlies dat helpt bij het vormen van bloedvaten van de navelstreng
Degenereert tijdens de tweede maand

25
Dooierzak
Wordt deel van het spijsverteringskanaal Produceert foetale bloedcellen Bron van kiemcellen die naar gonaden migreren en daar gameten produceren
26
Chorion
Vormt structuur dat deel uitmaakt van uitwisselingsmechanisme in placenta Bron van hCG: ondersteund zwangerschap tijdens eerste drie maand, tot placenta overneemt
27
Placenta
Gevormd door embryonaal weefsel (chorion) en weefsel van moeder (endometrium) Zorgt voor nutriënten en zuurstof embryo, verwijdert afvalstoffen Embryo kan gebruik maken van orgaansystemen moeder tot eigen organen ontwikkeld zijn Endocrien orgaan: scheidt hCG af
28
Navelstreng
Levenslijn die placenta verbindt met circulatie van embryo Umbilical veins (zuurstofrijk bloed naar embryo) en umbilical arteries (zuurstofarm bloed naar moeder) Uitwisseling functioneel van zodra hartje ontwikkelt (5 weken), tot dan uitwisseling door diffusie
29
Ontwikkeling embryo
Eerst vormt zich een kloof: primitiefstreep Vanaf drie weken: neurale kloof vormt later hersenen en ruggengraat Mesoderm wordt later botten, spieren en huid Prominente bulten worden gezicht, nek en mond Week 4: ontwikkeling hart, hoofd krijgt vorm, vier ledematen, staart Week 5-8: ogen, oren, vingers, tenen, kraakbeenskelet, staart kleiner, hart en bloedsomloop vervolledigen
30
Geslachtsontwikkeling
Vanaf zes weken Urogenitale gleuf met knopje erboven en labioscrotale zwellingen
31
Geslachtsontwikkeling bij jongens
Sex-determining region (SRY) zet gen op Y-chromosoom aan Antimulleriaans hormoon onderdrukt ontwikkeling van vrouwelijke genitaliën Urogenitale gleuf gaat dicht en vormt plasbuis en penis Knopje wordt top van penis, zwellingen vormen balzak
32
Geslachtsontwikkeling bij meisjes
Urogenitale gleuf wordt groter en vormt vagina, knopje wordt de clitoris Default condition: als er geen Y-chromosoom aanwezig is, ontwikkelen de vrouwelijke geslachtskenmerken zich automatisch
33
Foetale ontwikkeling
Week 9 tot geboorte Vanaf 9 weken: foetus
34
Derde en vierde maand zwangerschap
Nieren ontwikkelen waardoor afvalproducten als urine in vruchtwater komen Ledematen ontwikkelen verder, tand- en botvorming Milt draagt bij aan productie rbc, wordt in vierde maand overgenomen door lever en beenmerg Genitaliën voldoende ontwikkeld om geslacht te kunnen bepalen Ogen en oren krijgen vaste plaats Vrouwelijke foetus: onrijpe eitjes gevormd in eierstokken
35
Vijfde en zesde maand zwangerschap
Zenuwstelsel en skeletspieren voldoende ontwikkeld opdat foetus kan beginnen bewegen Hartslag is sterker Huid wordt gevormd en is bedekt met zachte haartjes Skelet wordt sterker Kan vanaf 6 maand overleven buiten baarmoeder
36
Zevende tot negende maand zwangerschap
Open en dicht gaan van ogen Meer activiteit (zoekt goede ligging maar steeds minder plaats) Huid verliest wat donshaartjes Mannelijke foetus: teelballen dalen in scrotum Longen en spijsverteringsstelsel hebben de mogelijkheid nog niet om te functioneren, maar zijn er wel klaar voor
37
Bijnierschorsstimulerend hormoon (ACTH) Corticotropine
Wordt afgescheiden door foetale hypofyse om aan te geven dat kindje klaar is om geboren te worden Zorgt ervoor dat productie oestrogeen verhoogt en progesteron verlaagt
38
Drie fasen bevalling
1. Ontsluiting 2. Expulsion 3. Nageboorte
39
Ontsluiting
6-12 uur Contracties zorgen ervoor dat baarmoederhals breder wordt totdat het groot genoeg is voor het hoofdje (10 cm) Druk van het hoofdje zorgt ervoor dat vruchtwater breekt
40
Expulsion
Minder dan 1 uur Contracties worden intenser en vrouw voelt nood om te persen Soms episiotomie: 'knippen' om vaginale opening te vergroten
41
Nageboorte
Minder dan 30 minuten Contracties stoppen niet, helpen bij het verwijderen van placenta en navelstreng
42
Colostrum
Wordt de eerste dag na de bevalling geproduceerd door de borsten Waterige melk dat rijk is aan antilichamen en weinig vet en lactose bevat
43
Neonatale periode
Baby is volledig afhankelijk van de zorg van anderen Het zenuw- en spierstelsel is nog niet zo matuur Ogen kunnen niet focussen
44
Kleutertijd
Snelle ontwikkeling en rijping van orgaansystemen Botten worden sterker, eerste tanden Snelle groei, ook van de hersenen Zenuwen worden op punt gesteld: myelinisatie Immuunsysteem is zwak, waardoor vaccinaties nog niet effectief zijn
45
Kindertijd
Verdere groei van alle systemen De hersenen groeien tot 95% van uiteindelijke volume Enkel het voortplantingssysteem is nog niet matuur
46
Adolescentie
Sterke groei van skelet en spieren Longen verdubbelen in grootte, nieren en maag groeien sterk Rijping van voortplantingssysteem
47
Drie hypothesen die senescence (veroudering) verklaren
1. Een intern cellulair programma telt celdelingen 2. Cellen worden beschadigd en kunnen niet meer hersteld worden 3. De achteruitgang van het functioneren van belangrijke lichaamssystemen leidt tot de achteruitgang van andere systemen