hoofdstuk 25 Flashcards

(15 cards)

1
Q

Wat zijn conjunctuurschommelingen?

A

Periodes van hogere en lagere economische activiteit

Schommelingen op korte termijn worden vergeleken met het potentiële BBP.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het potentiële BBP?

A

Het reële BBP per capita dat over tijd verandert

Het betreft het niveau dat haalbaar is bij volledig gebruik van productiefactoren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe wordt reële BBP-groei gemeten?

A

In absolute en relatieve verschillen

Groei wordt vaak uitgedrukt in indexcijfers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat bemoeilijkt de metingen van BBP-groei?

A

Seizoensinvloeden

Daarom worden seizoensgezuiverde cijfers gebruikt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is een recessie?

A

Een periode van twee opeenvolgende kwartalen van economische krimp

Recessies kunnen worden beïnvloed door externe factoren zoals wereldoorlogen en financiële crises.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Noem een externe factor die een recessie kan beïnvloeden.

A

Oliecrisis (1973)

Andere voorbeelden zijn 9/11 (2001), financiële crisis (2009), en de coronapandemie (2020-21).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is een outputgap?

A

Het verschil tussen gerealiseerd BBP en potentieel BBP

Dit geeft aan in welke mate de economie onder of boven haar potentieel presteert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat betekent hoogconjunctuur?

A

BBP boven potentieel niveau

Dit duidt op een periode van economische bloei.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat betekent laagconjunctuur?

A

BBP onder potentieel niveau

Dit duidt op een periode van economische achteruitgang.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Noem de drie types economische indicatoren.

A
  • Leading
  • Coincident
  • Lagging

Leading voorspellen trends, coincident bewegen mee met de conjunctuur, lagging reageren vertraagd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn voorbeelden van leading indicatoren?

A

Vacatures, consumentenvertrouwen

Deze indicatoren voorspellen economische trends.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn voorbeelden van lagging indicatoren?

A

Werkloosheid, kredietverlening

Deze indicatoren reageren vertraagd op economische veranderingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de modern visie op conjunctuurschommelingen?

A

Conjunctuurschokken door externe factoren zoals technologie of vertrouwen

Dit wijst op de rol van innovaties en psychologische factoren in de economie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de verschillende cyclustheorieën?

A
  • Kitchen (3 jaar)
  • Juglar (10 jaar)
  • Kuznets (20 jaar)
  • Kondratieff (50 jaar)

Deze theorieën beschrijven de lengte van economische cycli.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de volatiliteit van investeringen en luxeconsumptie in vergelijking met levensnoodzakelijke goederen?

A

Investeringen en luxeconsumptie zijn volatieler

Levensnoodzakelijke goederen hebben een stabielere vraag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly