Hoorcollege 1: Kennismaken met inventarisatie en classificatie van psychische klachten aan de hand van de DSM Flashcards

1
Q

Wat is het doel van de DSM

A

Het is een classificatiesysteem dat clinici helpt bij het vaststellen van psychiatrische stoornissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waar is de DSM op gebaseerd?

A

Gebaseerd op statistiek: praktijk gegevens, symptoom clusters en effectieve behandelingen
–> opgericht in expertwerkgroepen
DSM is dynamisch, hij blijft steeds aangepast worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat betekent de uitspraak: Bij een een-eeige tweeling is de kans op erfelijkheid van een psychose 48%

A

Dit betekent niet dat 48% procent van de een eiige tweelingen een psychose hebben, maar dat als je een een eiige tweeling bent je een kans van 48% hebt om er ook een te ontwikkelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een nadeel van classificatie (diagnose stellen)

A

Je verliest informatie en nuance
–> label

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is een voordeel van classificatie (diagnose stellen)

A

standaardisering, dit verhoogt de betrouwbaarheid en validiteit, en 1 gezamelijke taal binnen de klinische praktijk en voor onderzoek/theorievorming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is kritiek op de DSM

A

ongevraagd label, afspraken boek (geen verband met oorzaak), niet alle klachten zijn op te vangen, perverse prikkel: zonder diagnose geen betaling, een soort keuzemenu, valse epidemie door trends, geen einddatum, verkeerde classificaties bij laagbegaafden en weinig ruimte voor cultuurverschillen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wanneer spreek je van een stoornis volgens de DSM

A

Symptomen van klinische significante op gebied: van cognitie, emotieregulatie of het gedrag, klachten houden lang aan, significante lijdensdruk, beperingen in sociaal of beroepsmatig functioneren en niet te verklaren door middelen of somatiek en ook niet verklaard door een andere stoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Uit welke elementen bestaat een DSM V classificatie

A
  1. Klinische syndromen, persoonlijkheidsproblematiek en medische aandoeningen
  2. psychosociale stressoren
  3. niveau van functioneren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe verschilt de DSM-5 van voorgaande edities

A

Dimensies ipv subtypes en de grenzen van categorien en stoornissen zijn minder strikt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

De classificatie bij DSM is altijd persoon- specifiek, wat zijn kenmerken die hier invloed op hebben?

A

cognitie, waarneming, bewustzijn, gevoel en verlangen, expressie en motoriek, zelfbeleving
maar ook: omgevingsfactoren en fysiek welbevinden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waar bestaat het diagnostisch proces uit

A
  1. aanvraag
  2. intake
  3. psychodiagnostisch onderzoek
  4. structuurdiagnose en classificatie DSM
  5. indicatiestelling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de functie van een structuurdiagnose

A

leid tot indicatie en behandelplan en omvat beschrijvende en verklarende diagnostiek
bestaat uit: nauwkeurige voorgeschiedenis, hypothese over ontstaansvoorwaarde en ontstaanswijze, samenvatting van predisponerende, luxerende, beschermende en instandhoudende factoren en persoonsontwikkeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat voor aanvullende informatie is nodig bij het stellen van een classificatie?

A

anamnese, observatie, gestructueerd interview, testmateriaal
instrumenten: MINI, SCID, NPO, IQ-test, persoonlijkheidsvragenlijsten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Binnen het gesprek wil je achter de reden van de aanmelding komen, waar moet je dan vragen over stellen?

A

huidige klachten, symptomen (aard, ernst, begin, duur beloop), geschiedenis psychische problemen, huidige situatie, eigen theorie, wat al wel geprobeerd, overige symptomen en hulpvraag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Binnen het gesprek wil je ook achter de context van de patient komen, waar moet je dan vragen over stellen?

A

Familie, onderwijs, sociaal en seksueel, beroepsmatig functioneren, diversiteit, juridische problemen, trauma, middelen, somatiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is comorbiditeit en waarom is het belangrijk?

A

is het samen voorkomen van onafhankelijke stoornissen
Is meer regel dan uitzondering

17
Q

Wat is een differentiaal diagnose?

A

Meerdere hypotheses opstellen en onderzoeken