Hoorcollege 4: Schizofrenie/psychose Flashcards

1
Q

Wat zijn criteria voor een diagnose schizofrenie?

A

symptomen met >1 waan, hallucinatie of desorganisatie
sociaal en beroepsmatig disfunctioneren
duur: >6 maanden verstoord evenwicht en > 1 maand aanwezig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat moet je uitsluiten als je een diagnose schizofrenie stelt?

A

shizoaffectieve stoornis of stemmingsstoornis, gebruik van middelen of somatische aandoening, pervasieve ontwikkelingsstoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat kan je vertellen over de prevalentie van schizofrenie

A

1%, bestaat in alle culturen en landen. Ontstaat in de adolescentie/vroege volwassenheid, vaak chronis en achteruitgang functioneren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

verloop psychose

A

Soms heb je 1 psychose en ben je daarna okay, soms heb je meerdere waartussen je ook okay bent, maar meestal word je erger na elke psychose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

psychose en sekse

A

komt vaker voor bij mannen in de adolescentie, vrouwen hebben een tweede piek rond de menopauze

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Onstaan: acuut begin

A

Positieve symptomen (type1/non-deficit), episodisch verloop, positieve respons op antipsychotica. Onderliggend probleem: neurochemisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Geleidelijk begin

A

Negatieve symptomen/cognitieve beperkingen, chronisch verloop, geen respons op antipsychotica (type II-Deficit), onderliggend probleem: structurele afwijkingen in het brein

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Psychose uitkomt

na 10 jaar

A

25% is volledig hersteld,
25% is sterk verbeterd, relatief zelfstandig
25% verbeterd maar hulpnetwerk is nodig
15% opgenomen, niet vebeterd
10% overleden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

psychose en stemmenhoren

A

hoge prevalentie van stemmenhoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Desorganisatie

symptomen psychose

A

spraak
denken
gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Negatieve symptomen

symptomen psychose

A

sociale terugtrekking
vlak effect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Positieve symptomen

symptomen psychose

A

hallucinaties en wanen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn de algemene symptomen van psychose en waar heeft dit een groot effect op?

A

desorganisatie, negatieve en positieve symptomen, cognitieve stoornissen en stemming
heeft invloed op sociale leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Vanaf het begin van de psychose tot het punt waarop de patient opgenomen word gaan ze achteruit in functioneren, in welk domein gebeurd dat eerder?

A

Sociale domein, je ziet dat de controle groep is hetzelfde, de siblings gaat het ook minder goed mee en de patienten zelf gaan heel erg achteruit. Terwijl dit op schools of werk functioneren allemaal meer gelijk blijft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Avolition

Experiental symptom

A

verminderde motivatie omz elf zinvolle activiteiten te inititeren
–> negatief symptoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Anhedonia

Experiental symptoms

A

verminderde beleving van plezier
–> negatief symptoom

17
Q

asociality

Experiental symptoms

A

voorkeur voor alleen zijn of verminderde motivatie om sociale interacties aan te gaan
–> negatief symptoom

18
Q

alogia

expressive symptom

A

armoedig taalgebruik door problemen met denken
–> negatief symptoom

19
Q

Blunted affect

expressed symptom

A

verminderd vermogen om emoties te tonen
–> negatief symptoom

20
Q

Welk effect hebben de negatieve symptomen op het sociaal functioneren

A

> negatieve symptomen, > slechter sociaal functioneren
Long-term converters hebben meer negatieve symptomen dan mensen die binnen 6 maanden converteren

21
Q

wel effect heeft een onbehandelde psychose op het welzijn van de patient

A

afname kwaliteit van interpersoonlijke relaties, intrapsychische foundations, instrumental roles, commen objects and activiteit

22
Q

Psychose en biologie

A

Genen zijn noodzakelijk, maar niet voldoende voor het ontstaan van schizofrenie

23
Q

ontwikkeling van schizofrenie (genen/omgeving)

A

Genen:
1. cognitieve/motorische en sociale desontwikkeling
2. angst en depressie symptomen
ontwikkelings(risico)factoren:
3. Sociale terugtrekking en subjectieve/cognitieve veranderingen
Vanaf hier is het subklinisch
4. Pre-psychose symptomen
5. psychose

24
Q

risicofactoren voor en tijdens de geboorte

neuro-ontwikkeling

A

complicaties zwangerschap
prenatale en posnatale infecties
andere factoren tijdens hersenontwikkeling

25
Q

risicofactoren tijdens jeugd

neuro-ontwikkeling

A

opvoedingservaringen (attachment styles)/paranoia
hoofdletsel
misbruik (trauma)- hallucinaties

26
Q

risicofactoren tijdens de adolescentie/volwassenheid

neuro-ontwikkeling

A

middelenmisbruik (cannabis)
migratie
urbanisatie
social adversity
life events/trauma

27
Q

psychose en dopamine: ontdekking

A

het gebruik van amphetamines kan leiden tot psychotische symptomen omdat reserphine de dopamine heropname blokkeert
–> hierdoor is de rol van dopamine duidelijk maar nog niet specifiek

28
Q

Wat weten we nu over dopamine en psychose?

A

verhoofd presynaptische dopamine in striatum, verhoogd afgiste dopamine

29
Q

Waarom is migratie een risicofactor voor het ontwikkelen van een psychose

A

omdat het verplaatsen ervoor kan zorgen dat je sociale/familiebanden losrukt, een minderheid vormt, bij vluchtelingen kan trauma en kansarm zijn een rol spelen

30
Q

Waarom is urbanisatie een risicofactor voor psychose

A

de bevolkingsdichtheid, stress, lossere familie/sociale banden, lagere SES heb je minder kansen, meer drugs/minder groen/ meer vervuiling

31
Q

Waar is dopamine belangrijk voor?

A

reward learning, salience/motivatie/aandacht
medicatie voor psychose uitsluiten op dopamine

32
Q

antipsychotica

A

verlaagt dopamine dopamine striataal waardoor het allemaal ‘rustiger’ word

33
Q

dopamine sensitatie

A

tegenovergestelde van wennen, juist bij een klein beetje hele heftige reactie

34
Q

Wat is abberant salience

A

Wanneer je door een dopamine (teveel/tekort) te veel aandacht geeft aan onbelangrijke stimuli
–> kan leiden tot hallucinaties en wanen