Hoorcollege 10: Verslaving en middelenmisbruik Flashcards

(35 cards)

1
Q

Drug

A

Elke andere stof dan voedsel dat ons lichaam of onze geest beïnvloed, zoals alcohol, tabak en cafeïne

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Middelenintoxicatie

A

Cluster van veranderingen in gedrag, emotie, of denken veroorzaakt door middelengebruik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Stoornissen in het gebruik van middelen

A

Maladaptieve gedragspatronen en reacties veroorzaakt door herhaaldelijk middelengebruik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Stoornissen in het gebruik van middelen en verslavingsstoornissen: checklist

A
  • Het individu vertoont een onaangepast patroon van middelengebruik dat leidt tot aanzienlijke beperkingen of stress
  • Ten minste 2 symptomen van hieronder gedurende 1 jaar:
  • De middelen worden vaak gebruikt in grotere hoeveelheden of gedurende een langere periode dan de bedoeling was
  • Onsuccesvolle pogingen of aanhoudend verlangen om het middelengebruik te verminderen of onder controle te krijgen
  • Veel tijd besteed aan het verkrijgen, gebruiken of herstellen van de effecten van middelengebruik
  • Niet-nakomen van belangrijke rolverplichtingen op het werk, op school of thuis als gevolg van herhaaldelijk middelengebruik
  • Voortdurend gebruik van middelen ondanks aanhoudende sociale of interpersoonlijke problemen die worden veroorzaakt door het beëindigen of verminderen van belangrijke sociale, beroepsmatige of recreatieve activiteiten als gevolg van het middelengebruik
  • Het blijven gebruiken van de middelen in situaties waarin het gebruik lichamelijke risico’s met zich meebrengt
  • Het blijven gebruiken van de middelen ondanks het besef dat het een lichamelijk of psychisch probleem veroorzaakt of verergert
  • Verlangen naar de middelen
  • Tolerantie-effecten
  • Ontwenningsverschijnselen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Tolerantie

A

Steeds grotere hoeveelheid drugs nodig hebben om hetzelfde gewenste effect te bereiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Ontwenningsverschijnselen

A

Onaangenaam en soms gevaarlijke symptomen die optreden bij het stoppen of afbouwen van drugs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Kalmerende middelen

A
  • Vertragen de activiteit van het centrale zenuwstelsel (spanning en remming)
  • Kan het beoordelingsvermogen, de motoriek en de concentratie verstoren
  • Alcohol, Sedatief-hypnotische drugs, Opioïden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Kalmerende middelen: Alcohol

A
  • Wereldwijd consumeren 2 miljard mensen alcohol
  • Alle alcoholische dranken bevatten ethylalcohol,
    dit wordt opgenomen in het bloed door het maagslijmvlies, effect in CZS en bloedbaan
  • Effecten van alcohol verdwijnen pas nadat alcohol door de lever is gemetaboliseerd
  • Alcohol verhoogt de activiteit van de neurotransmitter GABA op belangrijke plaatsen in de hersenen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Stoornis in alcoholgebruik: klinisch beeld

A
  • Regelmatig gebruik en afhankelijkheid beïnvloeden cognitie, sociaal level en werkgedrag
  • Individuelen patronen van alcoholisme variëren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Kalmerende middelen: Sedatief-hypnotische (anxiolytische) drugs

A
  • Barbituraten
  • Benzodiazepinen (veiliger, verhoogt GABA activiteit)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Kalmerende middelen: Opioïden

A
  • Bevat natuurlijke (opium, heroïne, morfine, codeïne) en synthetische (methadon) verbindingen
  • Veroorzaken een centraal zenuwstelsel depressie; drugs hechten zich aan endorfine- gerelateerde hersenreceptoren
  • Gevaar: overdosis, onzuivere drugs, infecties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Opioïdengebruiksstoornis op de wereld

A
  • 2,6 miljoen mensen in de Verenigde Staten in een jaar
  • 80 procent is verslaafd aan pijnstillers; 20 procent is verslaafd aan heroïne
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Stimulerende middelen

A
  • Verhogen de activiteit in het CZS (bloeddruk, hartslag en alertheid)
  • Cocaïne, Amfetaminen, Cafeïne
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Stimulerende middelen: Cocaïne

A
  • Produceert een euforische roes van welzijn
  • Verhoogd dopamine
  • Hoge doses: Cocaïne intoxicatie, Cocaïne-geïnduceerde psychotische stoornis, Depressie-achtige letdown
  • Fysieke gevaren: Overdosis, Hartfalen, Miskraam
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Stimulerende middelen: Amfetaminen

A
  • Kleine doses: Verhoogt energie en alertheid en vermindert de eetlust
  • Hoge doses: Veroorzaakt een roes, bedwelming en psychose
  • Veroorzaken een emotionele terugslag wanneer ze het lichaam verlaten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Stimulerende middelen: Methamfetamine

A
  • Ernstige negatieve effecten op het fysieke, mentale en sociale leven
  • Is gelinkt aan meer EHBO-bezoeken
  • Kan neurotoxiciteit veroorzaken
17
Q

Stoornis in het gebruik van stimulerende middelen

A
  • Stimulerend middel beheerst het leven van de persoon
  • Leidt tot slecht functioneren in sociale relaties en op het werk
  • Tolerantie en ontwenningsverschijnselen gekoppeld aan verhoogde doses
18
Q

Hallucinogenen (psychedelische drugs)

A

Veroorzaken krachtige veranderingen, voornamelijk in de zintuiglijke waarneming

19
Q

Hallucinogenen: LSD

A
  • Veroorzaakt een toestand van hallucinogene intoxicatie (hallucinose)
  • Verhoogde en veranderde zintuiglijke waarneming, psychologische veranderingen en lichamelijke symptomen
  • De effecten verdwijnen na ongeveer 6 uur
  • Produceert deze symptomen door binding aan serotonine receptoren
  • Gevaar: Zelfverwonding, bad trips, flashbacks
20
Q

Hallucinogeen gebruik op de wereld

A
  • Huidige gebruikers: 1,2 miljoen mensen
  • LSD-tolerantie en ontwenning zijn zeldzaam
21
Q

Cannabis: soorten

A
  • Hasjiesj: gestold hars van de cannabisplant
  • Marihuana: Mengsel van toppen en geplette bladeren van de cannabisplant
22
Q

Cannabis: effecten

A
  • Effect op het sociale en professionele leven
  • De meeste effecten duren 2 tot 6 uur
  • Gevaar: Tolerantie, ontwenningsverschijnselen, Incidentele paniekreacties, auto-ongelukken, verminderd geheugen, gezondheidsproblemen
23
Q

Polysubstantiegebruik

A

Mensen gebruiken vaak meer dan één drug tegelijkertijd

24
Q

Oorzaken van stoornissen in middelengebruik: Socioculturele opvattingen en psychodynamische opvattingen

A
  • Stressvolle sociaaleconomische omstandigheden
  • Gezinnen die drugsgebruik waarderen of tolereren
  • Confrontatie met andere vormen van stress
  • Sterke afhankelijkheidsbehoeften in de kindertijd
  • Drugsmisbruik persoonlijkheid
25
Oorzaken van stoornissen in middelengebruik: Cognitief-gedragsmatige opvattingen
- Spanningsvermindering, belonende effecten van drugs (zelfmedicatie) - Klassieke conditionering wanneer cues of objecten aanwezig zijn tijdens drugsgebruik
26
Oorzaken van stoornissen in middelengebruik: Biologische opvattingen
- Genetische aanleg - Neurotransmitters --> Lagere GABA-productie: Alcohol of benzodiazepinen --> Lagere endorfine productie: Cocaïne of amfetamines --> Verminderde anandamide productie: Marihuana - Hersencircuits --> Beloningscircuit en genotscircuit - Incentive-sensitization theory en Reward-deficiency syndrome
27
Incentive-sensitization theory
Wanneer middelen herhaaldelijk het beloningscentrum stimuleren, ontwikkelt het centrum een overgevoeligheid voor de middelen
28
Reward-deficiency syndrome
Het beloningscentrum wordt niet gemakkelijk geactiveerd door "normale" levensgebeurtenissen, dus de persoon wendt zich tot drugs om dit pleziertraject te stimuleren, vooral in tijden van stress
29
Oorzaken van stoornissen in middelengebruik: Ontwikkelings-psychopathologische opvattingen
- Genetisch erfelijke aanleg - Meerdere stressfactoren gedurende de kindertijd - Inadequate opvoeding - Belonende ervaringen met middelengebruik - Relaties met leeftijdsgenoten die drugs gebruiken
30
Behandeling: Psychodynamische therapieën
Cliënten worden geholpen om zich bewust te worden van onderliggende behoeften en conflicten die met drugsgebruik te maken hebben en deze te corrigeren
31
Behandeling: Cognitief-gedragstherapeutische technieken
Therapeuten gebruiken aversietherapie, contingentiemanagement, terugvalpreventietraining, en acceptatie- en commitmenttherapie
32
Behandeling: Biologische behandelingen
Drugs onderhoudstherapie, Methadon-onderhoudsprogramma's zijn ontworpen om een veilige, legale en medisch gecontroleerde vervanger voor heroïne te bieden
33
Behandeling: Socioculturele therapieën
Socioculturele theoretici (familie-sociale en multiculturele theoretici) geloven dat psychologische problemen ontstaan in een sociale omgeving en het best behandeld kunnen worden in een sociale context
34
Gokstoornis: oorzaken
- Genetische aanleg - Verhoogde dopamineactiviteit en disfunctie bij gokken - Impulsieve, nieuwigheid zoekende persoonlijkheidsstijl - Herhaalde en cognitieve fouten
35
Gokstoornis: behandeling
- Cognitief-gedragsmatige aanpak (terugval-preventie training) - Biologische benaderingen (opioïde antagonisten) - Zelfhulpprogramma's (Anonieme Gokkers)