Hoorcollege 7: Stoornissen met Somatische Symptomen Flashcards

(28 cards)

1
Q

Psychische stoornis: syndroom

A
  • Cluster van symptomen die meer voorkomt dan op basis van toeval te verwachten is. Er is vaak geen duidelijke gemeenschappelijke oorzaak te benoemen
  • Het gaat om “niet normale” ervaringen of gedragingen; de symptomen horen bij elkaar
  • Deze presentatie van symptomen is af te bakenen (herkenbaar) ten opzichte van andere syndromen
  • Puur beschrijvend, de (lichamelijke) oorzaak hoeft niet bekend te zijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Beschermende Factoren

A
  • Predisponerend
  • Luxerend
  • Onderhoudend
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Predisponerende factoren

A

waarom u

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Luxerende factoren

A

waarom nu

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Onderhoudende factoren

A

waarom nog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Biopsychosociaal model

A

Biologische, psychologische en sociale aspecten hebben invloed op de somatische symptomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Kernsymptomen van somatic symptom and relative disorders (SSRD)

A

Vermoeidheid & Pijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Somatisch-symptoomstoornis: checklist

A
  • Een of meer lichamelijke klachten waar de betrokkene onder lijdt, of die het dagelijks leven in significante mate verstoren
  • Excessieve gedachten, gevoelens of gedragingen samenhangend met de lichamelijke klachten of de hiermee gepaard gaande zorgen over de gezondheid, tot uiting komend in minstens één van de volgende kenmerken:
    — Disproportionele en persisterende gedachten over de ernst van de klachten (cognities)
    — Een persisterende hoge mate van ongerustheid over de gezondheid of de klachten (affect)
    — Het excessief veel tijd en energie besteden aan deze klachten of aan de zorgen over de gezondheid (gedrag)
  • Niet elke afzonderlijke klacht hoeft steeds aanwezig te zijn, maar het hebben van klachten op zich is wel persisterend (meestal langer dan 6 maanden)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Somatisch-symptoomstoornis: Met voornamelijk pijn

A

Deze specificatie geldt voor mensen van wie de klachten vooral bestaan uit pijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Somatisch-symptoomstoornis: Persisterend

A

Een persisterend beloop wordt gekenmerkt door ernstige klachten, duidelijke beperkingen in het functioneren en een lange duur (langer dan zes maanden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Somatisch symptoomstoornis: Actuele ernst

A
  • Licht: Slechts één van de in criterium B genoemde symptomen is aanwezig
  • Matig: Er zijn twee of meer van de in criterium B genoemde symptomen aanwezig
  • Ernstig: Er zijn twee of meer van de in criterium B genoemde symptomen aanwezig, en er zijn multipele lichamelijke klachten (of één zeer ernstige lichamelijke klacht)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Somatisch Onvoldoende verklaarde
Lichamelijke Klachten (SOLK)

A

ALK (SOLK) syndromen duren in de regel > enkele weken (tot jarenlang), terwijl er geen medisch of biLologisch substraat of defect gevonden kan worden die de symptomen verklaart

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Ziekteangst stoornis: checklist

A
  • Preoccupatie met het hebben of krijgen van een ernstige ziekte
  • Lichamelijke klachten zijn niet aanwezig, of, als dit wel het geval is, slechts in lichte mate
  • Er is een hoge mate van angst over de gezondheid, en de betrokkene is snel verontrust over de eigen gezondheidstoestand
  • De betrokkene vertoont excessief gezondheidsgerelateerd gedrag
  • De preoccupatie met ziekte is minstens zes maanden aanwezig maar de specifieke ziekte die wordt gevreesd kan in die periode veranderen
  • De ziekte gerelateerde preoccupatie kan niet beter worden verklaard door een andere psychische stoornis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Ziekteangst stoornis: Zorgzoekende type

A

Er wordt veel gebruik gemaakt van somatische zorg, in de vorm van artsenbezoeken, of het ondergaan van tests en onderzoeken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Ziekteangst stoornis: Zorgmijdende type

A

Er wordt zelden een beroep gedaan op somatische zorg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Conversie stoornis / Functionele Neurologische Stoornis (FNS): checklist

A
  • Een of meer symptomen van veranderingen in de willekeurige motorische of de sensorische functies
  • Uit klinisch onderzoek blijkt dat het symptoom incompatibel is met een bekende neurologische of andere somatische aandoening
  • Het symptoom of de deficiëntie kan niet beter worden verklaard door een somatische of psychische stoornis
  • Het symptoom of de deficiëntie veroorzaakt klinisch significante lijdensdruk of beperkingen in het sociale of beroepsmatige functioneren of in het functioneren op andere belangrijke terreinen, of behoeft somatisch onderzoek
17
Q

Nagebootste stoornis: checklist

A

‘Syndroom van Münchhausen’ (opgelegd aan zichzelf)
- Het voorwenden van lichamelijke of psychische klachten of verschijnselen of het doelbewust opwekken van verwonding of ziekte, waarbij aantoonbaar sprake is van misleiding
- De betrokkene presenteert zich tegenover anderen als ziek, gehandicapt of gewond
- Externe bekrachtiging / beloning voor het gedrag zoals uitkering e.d. zoals bij simulatie, ontbreekt bij Nagebootste Stoornis

18
Q

Nagebootste stoornis by proxy: kenmerken

A

‘Münchhausen-by-proxy syndroom’ (opgelegd aan iemand anders)
- Niet de persoon zelf, maar een afhankelijk iemand (vaak een kind) wordt verwond of vergiftigd om medische aandacht te krijgen
- Verzorger/ouder komt vaak als ‘beschermend’ over en heeft vaak een vorm van medische achtergrond
- De reden om dit gedrag te vertonen is vaak vergelijkbaar met de redenen van zelf-geïnduceerde Nagebootste Stoornis

19
Q

Psychische factoren die somatische aandoeningen beïnvloeden

A
  • De factoren beïnvloeden het beloop van de somatische aandoening
  • De factoren interfereren met de behandeling van de somatische aandoening
  • De factoren leiden tot extra, aantoonbare gezondheidsrisico’s voor de betrokkene
  • De factoren beïnvloeden de onderliggende pathofysiologie, ze versnellen het ontstaan van symptomen of verergeren deze,
    of maken medische aandacht noodzakelijk
20
Q

De actuele ernst

A
  • Licht: Vergroot het somatisch risico
  • Matig: Verergert de onderliggende somatische aandoening
  • Ernstig: Resulteert in ziekenhuisopname of bezoek aan een spoedeisende hulppost
  • Zeer ernstig: Resulteert in ernstig, levensbedreigend risico
21
Q

Mentaliseren

A

Het kunnen begrijpen dat gedrag, van de persoon zelf of een ander, begrepen kan worden door dit te verbinden met de mentale toestand van degene die dat gedrag vertoont

22
Q

Lichaamsgerichte mentalisatie

A

Het afleiden van emoties vanuit lichamelijke sensaties

23
Q

SSRD: Psychodynamische Theorie

A

Psychologische factoren (bewust dan wel niet bewust ervaren) hebben een invloed op somatische symptomen.

24
Q

SSRD: Cognitieve gedragstheorie

A

De aanvang of voortduring van somatische symptomen brengt beloning met zich mee
Een alternatief gezichtspunt is dat symptomen een communicatieve functie hebben

25
SSRD: Cultureel-georiënteerde theorieën
Culturen verschillen in de mate waarin de expressie van emoties in symptomen ‘gepathologiseerd’ wordt
26
Drie emotie regulatie systemen
- Motivatie: gedreven, opgewonden, vitaal - Bedreiging: boos, angstig, walging - Rustgevend: tevredenheid, veiligheid, verbondenheid
27
Behandeling: Gevolgen model
De interpretatie en verklaring van somatische symptomen (lichamelijke klachten). Emoties, cognities, gedrag, plus fysieke en sociale factoren hebben ‘gevolgen’ voor het in stand houden van symptomen en klachten
28
Behandeling: soorten
- Cognitieve gedragstherapie - Psychofarmacotherapie: Effecten op SSRD zelf variëren nogal - Graduele toename (of afname) van activiteiten - Ontspanningstraining - Concentratie-gerelateerde training - Psychomotore therapie (PMT) voor lichaamsgerichte mentalisatie