Hoorcollege 11: risico's in het gezin Flashcards

(88 cards)

1
Q

hoe wordt een statistische theorie ook wel genoemd?

A

lineair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat voor rol speelt het gezin in ontwikkelingspsychopathie?

A

gezin is zeer bepalend voor het ontstaan van en het beschermen tegen ontwikkelingspsychopathie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

welke twee systemen zijn van belang bij gezin?

A

micro- en mesosysteem –> socialiserende functie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

waar heeft het microsysteem de meeste invloed op?

A

op het kind

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

waar heeft het mesosysteem de meeste invloed op?

A

op het gezin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat betekent socialisatie?

A

proces waardoor kinderen gedrag, vaardigheden, motieven, waarden, normen en overtuigingen verwerven die kenmerkend, gepast en wenselijk zijn binnen die cultuur (opbouwen van schema’s)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

betekenis van normatief proces?

A

het is normaal in de ontwikkeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is intergenerationele overdracht?

A

opvoedingsstijl wordt overgegeven van generatie op generatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

welke factoren horen binnen het microsysteem (Bronfenbrenner)?

A
  • individu
  • gezin
  • school
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

welke factoren horen binnen het mesosysteem (Bronfenbrenner)?

A

interactie tussen de factoren binnen het microsysteem (school en gezin, gezin en individu, individu en school etc.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is coercive

A

van kind naar ouders en andersom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat voor functie hebben het micro- en mesosysteem?

A

een socialiserende functie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat is de grootste proximale risicofactor?

A

mishandeling binnen het gezin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

hoe kan mishandeling in het gezin zorgen voor een ontwikkelingsstoornis?

A

mishandeling in het gezin –> kind voelt zich niet veilig –> onveilige hechting –> geen normatief proces

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

hoe ontstaan ontwikkelingsstoornissen bij kinderen met mishandeling in het gezin?

A

onveilig gevoel –> onveilige hechting –> verstoord emotieregulatiesysteem & roodgloeiende amygdala

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

welke factoren vallen zoal onder het exosysteem (Bronfenbrenner)?

A
  • lokale community
  • legal services
  • sociale-welzijnsservices
  • massamedia
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

welke factoren vallen zoal onder het macrosysteem (Bronfenbrenner)?

A
  • economisch systeem
  • politiek systeem
  • culturele factoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

welke soorten mishandeling binnen een gezin zijn er?

A
  1. fysiek misbruik
  2. seksueel misbruik
  3. verwaarlozing (fysiek, emotioneel)
  4. emotioneel misbruik
  5. getuige zijn van geweld
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

welke van de soorten mishandeling binnen een gezin is het meest een risicofactor?

A

verwaarlozing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

hoe kan getuige zijn van geweld een risicofactor zijn?

A

zien van geweld (modellerende functie) –> onveilig gevoel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

hoe zorgt mishandeling binnen het gezin voor moeilijkheden in de therapie?

A
  • er is sprake van afhankelijkheid en loyaliteit van het kind tegenover de ouders
  • kind zal ouders in bescherming nemen, want kind is afhankelijk van ouders (geweest) –> loyaliteit tegenover ouders
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

wat is het neurobiologische gevolg van verwaarlozing?

A

er is een disregulatie van het stress-regulatiesysteem –> voortdurend waakzaam zijn op de omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

wat is social thinning?

A

dat je sociale netwerk kleiner wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

wat kan een oorzaak zijn van social thinning?

A

onveilige hechting –> overal gevaar zien –> geen/weinig mensen vertrouwen –> social thinning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
wat kan een gevolg zijn van social thining?
minder groot sociaal netwerk --> mentale problemen
26
wat zijn twee andere, niet zo extreme, risicofactoren binnen het gezin?
1. opvoeding 2. (v)echtscheiding
27
wat zijn de 4 opvoedingsstijlen?
1. authoritatief 2. autoritair 3. permissief 4. rejecting-neglecting
28
op welke 2 assen worden de 4 opvoedstijlen gemeten?
1. eisen van het kind 2. focus op kind of zichzelf
29
hoe heet de opvoedstijl waarbij er 1. hoge eisen worden gesteld aan het kind en 2. de ouders focussen op het kind?
authoritatief
30
hoe heet de opvoedstijl waarbij er 1. hoge eisen worden gesteld aan het kind en 2. de ouders focussen op zichzelf?
autoritair
31
hoe heet de opvoedstijl waarbij er 1. géén hoge eisen worden gesteld aan het kind en 2. de ouders focussen op het kind?
permissief
32
hoe heet de opvoedstijl waarbij er 1. géén hoge eisen worden gesteld aan het kind en 2. de ouders focussen op zichzelf?
neglecting-rejecting
33
wat houdt de authoritatieve opvoedstijl in?
opvoedstijl waarbij er 1. hoge eisen worden gesteld aan het kind en 2. de ouders focussen op het kind
34
wat houdt de autoritaire opvoedstijl in?
opvoedstijl waarbij er 1. hoge eisen worden gesteld aan het kind en 2. de ouders focussen op zichzelf
35
wat houdt de permissieve opvoedstijl in?
opvoedstijl waarbij er 1. géén hoge eisen worden gesteld aan het kind en 2. de ouders focussen op het kind
36
wat houdt de neglecting-rejecting opvoedstijl in?
opvoedstijl waarbij er 1. géén hoge eisen worden gesteld aan het kind en 2. de ouders focussen op zichzelf
37
wat is een nieuwe golf in de literatuur wat betreft familiedynamieken?
- vroeger werd de moeder van het gezin verantwoordelijk gehouden voor de kinderen en eventuele ontwikkelingsstoornissen - nu wordt er ook gekeken naar de invloed van vaders in de opvoeding
38
wat is het centrale aspect binnen een echtscheiding als risicofactor binnen het gezin?
- interactie tussen de twee ouders en adneer gezinsleden: - goede interactie --> niet zo'n groot risicofactor - slechte interactie --> enorm risicofactor voor conflicten en ontwikkelingsproblemen
39
wat zijn 4 gevolgen van een (v)echtscheiding die gevolgen hebben op het kind?
1. scherpe inkomensdaling en verhoogde stress 2. minder ouderlijk toezicht 3. contact met de vader neemt af 4. hertrouwen en nieuw samengestelde gezinnen
40
wat voor soort factor is (v)echtscheiding in ontwikkelingspsychopathologie?
een transactionele voorspeller
41
wat houdt een transactionele voorspeller in?
het is niet A leidt tot B, het hangt af van een heleboel factoren (geslacht, leeftijd, economische situatie, hechting etc.)
42
wat is de relatie tussen een scheiding en de age-crime-curve?
- met of zonder scheiding; er zal altijd een age-crime-curve bestaan - met scheiding is de age-crime-curve wel hoger dan zonder
43
wat is kritiek op de statistische theoriën?
- correlatie is géén causatie (eventueel nog derde factoren of onderliggende, niet meegenomen factoren) - (paper) geen rekening gehouden met eventuele wederzijdse effecten (karakter van kind kan de opvoedstijl aanpassen)
44
waar gaan dynamische theorieën vanuit?
van transactionele processen, waarbij er een wisselwering is tussen de micro-, meso- en individuele factoren
45
dynamische aspecten van het gezin: wat zijn veranderingen van de adolescenten?
1. pubertijd 2. cognitie 3. sociale interactie 4. overstap naar de middelbare school
46
dynamische aspecten van het gezin: wat zijn veranderingen van de ouders?
1. huwelijksontevredenheid 2. middelbare leeftijd --> lichamelijke veranderingen 3. reflectie op persoonlijke en professionele leven
47
wat is child agency?
- in pubertijd voelen de kinderen dat ze controle kunnen uitoefenen op de ouders en de interactie met de ouders zelf in de hand hebben, ipv afhankelijk te zijn zoals ze voornamelijk waren in de pubertijd
48
wat is bidirectionaliteit in een dynamische opvoeding?
adolescenten maken eigen keuzes die die een effect hebben op de ouders, en daarmee de opvoeding beïnvloedt
49
waartoe leidt verhoogde child-agency?
--> meer conflicten en minder tijd met de familie doorbrengen
50
hoe verandert de interactie binnen een gezin in de pubertijd?
van afhankelijk/verticaal naar onafhankelijk/horizontaal --> meer conflict --> dip in harmonie (= NORMAAL)
51
wat gebeurt er met conflict-intensiteit bij pubers?
die neemt toe door verhoogde child-agency
52
bij welk geslacht is de conflict-intensiteit het hoogst van 12 tot 15 jaar?
bij meisjes
53
wat is het gevolg van intensere conflicten tussen dochters en ouders?
meisjes vertonen meer risico op internaliserend probleemgedrag
54
wat is een verticale ouder-kind relatie?
er is een hiërarchie: ouders staat boven het kind
55
wat is een horizontale ouder-kind relatie?
de kind staat naast de ouder, op dezelfde lijn, niemand staat boven de ander
56
wat is het doel van classificatie van de DSM-5?
1. organisatie van observaties 2. exploratie van etiologie en prognose 3. differentiële diagnose 4. epidemiologie 5. één taal spreken
57
wat is kritiek op de DSM?
1. oorzaken worden níét meegenomen 2. benadrukt de biologische oorzaak ipv de rol van de omgeving en opvoeding 3. geen specificatie voor bijvoorbeeld geslacht, leeftijd en cultuur 4. geen rekening houden met de klachten van de patiënt en de behandelbehoefte 5. risico op stigmatisering en discriminatie
58
wat zijn 7 vormen van assessment?
1. open/gestructureerd interview 2. checklist/zelfrapportage 3. observaties 4. projectieve testen 5. intelligentietesten (WISC) 6. ontwikkelingsschalen 7. fysieke en neurologische metingen (EEG, MRI)
59
welke 2 interventies zijn er?
1. preventie 2. behandeling
60
in welke aspecten kan je preventie inzetten?
1. thuis 2. op school 3. in de buurt
61
welke vormen van behandeling zijn er?
1. psychotherapie (individueel of groep) 2. speltherapie 3. familietherapie 4. oudertraining 5. farmacologisch
62
wat is de science-to-service gap?
veel behandelingen beschikbaar, maar zo'n 9 zijn er bewezen effectief voor in de praktijk
63
welke 5 modellen of stromingen zijn er?
1. biomedisch 2. gedragsmatig 3. cognitief 4. psychodynamisch 5. gezinssysteemtheorie
64
wat is een voorbeeld van een persoon/instituut etc. van de biomedische stroming?
DSM
65
wat zijn 4 personen van de gedragsmatige stroming?
1. Skinner 2. Pavlov 3. Watson 4. Bandura
66
wat is een voorbeeld van een persoon/instituut etc. van de cognitieve stroming?
Piaget
67
wat zijn 5 personen van de psychodynamische stroming?
1. Freud 2. Erikson 3. Bowlby 4. Mahler 5. ainsworth
68
wie is de grondlegger van de gezinssysteemtheorie?
Minuchin
69
waarop ligt de nadruk bij de gezinssysteemtheorie?
op het gezin als een ontwikkelend en dynamisch systeem, dat verandert
70
wat zijn de 4 principes van de gezinssysteemtheorie?
1. elke gezinssysteem bestaat uit subsystemen en wordt beïnvloed door wijdere systemen 2. elk systeem kent een hiërarchie 3. elk gezinssysteem is op zoek naar evenwicht/homeostase (conflicten oplossen) 4. elk gezinssysteem kent een geïdentificeerde patiënt, maar de echte patiënt is eigenlijk het hele gezin
71
waar zit psychopathologie gelokaliseerd volgens de gezinssysteemtheorie?
- relatiepatroon van gezinsleden - de gezinsstructuur - en/of de triangulatie of verstrengeling van het kind in het subsysteem van de relatie van de ouders
72
welke 4 vormen van psychopathologie zijn er binnen de gezinssysteemtheorie?
1. triangulatie 2. ouder-kind-coalitie 3. detouring-attacking 4. detouring-supportive
73
wat is triangulatie (gezinssysteemtheorie)?
de ouders hebben onderling moeite en het kind raakt verstrengeld in het subsysteem van de relatie van de ouders
74
wat is ouder-kind-coalitie (gezinssysteemtheorie)?
conflict tussen ouders en kind vormt een coalitie met één van de ouders
75
wat is detouring-attacking (gezinssysteemtheorie)?
spanning van het gezin (nadat een van de ouders bijvoorbeeld hun baan is kwijtgeraakt) wordt afgeleid --> ouders gaan (onbewust) het kind als zondebok aanwijzen
76
wat is detouring-supportive (gezinssysteemtheorie)?
spanning afgeleid door gezamelijke bezorgdheid over het kind --> autonomie van het kind wordt veel minder
77
wat is van belang bij gezinssysteemtheorie?
de omgeving
78
volgens de gezinssysteemtheorie ligt de oorzaak waar? en waar zoek je naar de oplossing?
- allebei in de context! - iedereen maakt deel uit van een groep/systeem
79
systeemgericht denken gaat uit van:
een circulaire causaliteit
80
wat betekent circulaire causaliteit?
met circulaire causaliteit wordt bedoeld dat er in intermenselijke relaties nooit te zeggen is wat oorzaak en gevolg is, wat het begin en wat het einde is
81
wat is de effectiviteit van systeemtherapie?
best prima, maar vooral effectief als het in combinatie is met ander behandelmethoden
82
wat is het nadeel aan systeemtherapie?
moeilijk te standaardiseren en te protocolleren
83
wat zijn 8 methoden en technieken bij systeemtherapie?
1. genogram 2. nonverbale interventies 3. illugram 4. rituele en symbolen 5. circulaire vragen 6. opdrachten 7. Parafraseren, focussen en uitvergroten, informeren en normaliseren, heretiketeren, verhalen en metaforen, reflecteren van therapeut 8. stoelwisseling
84
wat is een genogram (gezinssysteemtherapie)?
- een stamboom van tenminste 3 generaties - waarden en normen staan erop - gebeurtenissen die invloed hadden staan erop
85
wat zijn non-verbale interventies (gezinssysteemtherapie)?
- met bijvoorbeeld duplo de gezinsdynamiek weergeven - wat is de situatie, wie is dominant, wie is er belangrijk in jouw leven?
86
wat zijn circulaire vragen (gezinssysteemtherapie)?
- minimaal 2 personen betrokken --> mentaliseren van andermans gedachten/gedragingen etc. - relaties worden blootgelegd
87
wat is sculpting (gezinssysteemtherapie)?
uitbeelden hoe iets voor gezinnen voelt door middel van beweging
88
wat doe je bij stoelwisseling (gezinssysteemtherapie)?
- je wisselt van stoel en neemt zo de rol van de ander in - vrij confronterend: van een afstand naar jezelf kijken