Hoorcollege 6 Flashcards
(8 cards)
1
Q
wat doe je bij een genormaliseerde verdeling? wat heb je er aan? aan welke eisen moet de normgroep voldoen als je hem wil gebruiken(3)? is heet wel/niet een lineaire transformatie?
A
- je maakt een verdeling die niet volledig normaal verdeeld is toch normaal verdeeld door deze statistische truc.
- dit helpt als je twee testscores wilt vergelijken, waarbij je ongeveer dezelfde verdeling moet hebben
- grote, representatieve normgroep met een kleine scheefheid
- het is een niet-lineaire transformatie en dus niet direct te matchen aan de ruwe score.
2
Q
waarop is een genormaliseerde standaardscore gebaseerd? wat betekent dit voor het omrekenen/redeneren naar z-scores?
A
- het is gebaseerd op de percentielscore
- je kan dus alleen redeneren op basis van P2/P98 en P84/P16 welke z-score er bij hoort en niet direct omrekenen naar een z-score.
3
Q
Wat voor statistische scoringsmethoden zijn Stanine, C-score en Sten? wat zijn M en SD? Waar zie je ze vaak?
A
- Dit zijn vormen van percentielscores die een niet-lineaire transformatie zijn met een M van 5 en een SD van 2
- je ziet ze vaak in oudere (geheugen)testen
4
Q
hoe zet je scores om van Z-score naar T-score en andersom als je scores wilt vergelijken?
A
- Van Z naar T score: 10 x z-score + 50
- Van T naar Z score: (T-score – 50) ÷ 10.
(of T-score ÷ 10 – 5)
5
Q
wat zijn summatieve en formatieve toetsingen voor prestatietests?
A
- Summatief: heb je (gemiddeld) alle stof voldoende kennis om door te kunnen naar het volgende stadium (assessment of learning)
- Formatieve toetsing: hoe gaat het met leren en waar ligt zwaktepunt (assessment for learning)
6
Q
Wat is de houdbaarheid eis voor het maken van normsteekproeven
A
- de normgroep moet niet al te lang geleden (max 15-20 jaar) genomen zijn
7
Q
Hoe classificeer je –2SD, –1SD, +1SD, +2SD
A
- Laag is < 2SD, ondergemiddelde < 1SD
- Hoog is > 2SD, bovengemiddeld is > 1SD
8
Q
A