lecture 12 Flashcards

(7 cards)

1
Q

wat zijn de drie uitgangspunten van evidence-based diagnostiek: baseren op onderzoek, interpretatie van tests, hypothese toetsen?

A
  1. Elke beslissing baseren op beste en recente onderzoeksgegevens
  2. resultaten van tests moeten alleen geïnterpreteerd worden waarvoor ze gevalideerd zijn
  3. Hypothese-toetsen: beantwoord de verwijs vraag.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is Routine Outcome Monitoring ROM?

A

Meerdere keren tijdens de behandeling wordt onderzocht of de behandeling goed gaat en voor verbetering zorgt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is de meta-systems approach in diagnostiek?

A
  • je neemt de context van een cliënt mee in de diagnose en behandeling die je toepast.
  • context maakt namelijk uit.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

waarom vermindert pre-registratie de kans op type-1 fout?

A
  • Bij preregistratie is het niet mogelijk om allerlei tests uit te voeren en het verslag alleen te schrijven over de significante uitkomsten.
  • Hierdoor wordt de kans op toevalstreffer (type-1) groter
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

waarom moet een test voldoen aan incremental validiteit?

A
  • een test moet nieuwe informatie toevoegen aan de diagnose.
  • als hij hetzelfde meet als andere tests die je al hebt afgenomen vergroot je alleen maar de kans op vals positief.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is: klinisch interview, gedragsobservatie, cognitieve en academische vaardigheden, gedragsbeoordelingsschaal, Lab Tets

A
  • klinisch interview: informatie over de voorgeschiedenis van de cliënt vragen (bij bijvoorbeeld ouders). om bijvoorbeeld een hypothese op te baseren
  • gedragsobservatie: het gedrag bekijken tijdens bijvoorbeeld een test of
  • cognitieve en academische vaardigheden: om bijvoorbeeld te kijken of een kind de mentale leeftijd heeft die past bij de behandeling die je kiest.
  • gedragsbeoordelingsschaal: vragenlijsten over gedrag zoals de SDQ
  • Lab Tests: in een gestandaardiseerde omgeving worden tests afgenomen (niet altijd goed voor ecologische validiteit)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn voor- en nadelen van informanten: ouders, leerkracht, Kind, leeftijdsgenoten en documentatie-instellingen

A
  • Ouders weten veel over je ontwikkeling meer minder over adolescenten. Ze kunnen ook perspectief op de oorzaak geven.
  • Leerkrachten: kinderen zijn lang op school (basisschool) en moeten bepaalde vaardigheden hebben. Kunnen weinig zeggen over internaliserende problemen. Ze weten ook goed wat normgedrag is omdat ze veel kinderen zien.
  • Kind: goed om internaliserend gedrag op te pikken maar wel grotere kans op sociaal wenselijk antwoorden. Het perspectief is ook nuttig
  • Leeftijdsgenoten: door leeftijdsgenoten te ondervragen kan je kijken hoe zij het kind zien (anoniem)
  • Documentatie instellingen: zoals een schooldossier met objectieve informatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly