Lecture 7 Flashcards

(12 cards)

1
Q

hoe ziet positief scheef en negatief scheef er uit en ligt het gemiddelde Boven of Onder de mediaan?

A
  • positief scheef: //__
    Het gemiddelde ligt boven de mediaan
  • negatief scheef: __//
    Het gemiddelde ligt onder de mediaan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is indruksvaliditeit/ face vlaidilty?

A

Of een test en zijn items er op het eerste gezicht valide uit ziet
- of testgebruikers het gevoel hebben dat het logisch is om deze vragen te stellen om het gedrag te meten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is inhoudsvaliditeit? Wat is expertpanel?

A
  • gaat om de juiste selectie van items.
  • Zijn de items representatief en relevant voor het VOLLEDIGE dat je probeert te meten.
  • het moet dus duidelijk zijn wat er allemaal bij dat gedrag (zoals autisme) hoort.
  • een expertpanel gaat per expert bepalen of ze de vraag relevant vinden voor het gedrag.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is Criteriumvaliditeit rˣʸ? waar bereken je correlatie tussen? wat zijn concurrenten en predictieve validiteit

A
  • kan je op basis van de score op deze test een voorspelling doen over het gedrag volgens een andere test.
  • Dus voorspelt de test goed de score van een andere test die het construct meet.
  • je berekent de correlatie Rxy tussen de predictor (testscore X) en criterium (gedrag/andere test Y)
  • Bij concurrente validiteit meet je de predictor en de criterium tegelijk.
  • Bij predicatieve validiteit voorspelt de predictor de criterium (gedrag/testscore) op een later moment
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is de standaardschattingsfout SEest?
- SEest = SDest = SDʸ = √1 – rˣʸ²
Waar staat rˣʸ² voor?

A
  • De fout die je kan verwachten als je op basis van de predictor de criteriumscore voorspelt (predictieve criteriumvaliditeit)
  • rˣʸ staat voor de correlatie tussen de predictor test en criteriumtest
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de 3 stappen om de BI van het voorspelde criterium op basis van de predictor vast te stellen?

A
  1. Criteriumscore vaststellen op basis van testscore Xi ( en dan ook Yi vaststellen, dat is de voorspelde score voor Y)
  2. Berekenen van standaardschattingsfout SEest voor het voorspellen van Y met X
  3. De betrouwbaarheidsinterval voor je voorspelling Yi ± (1.96/1.65/1) x SEest

Dus op basis van de score op X kan je een voorspelling doen over de range waarbinnen de score van Y valt rekening houdende met de standaardschattingsfout

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat zegt de beslistheorie over de aanwezigheid van een schattingsfout, hits/fals en succesrate?

A
  • hij zegt dat er altijd sprake is van een schattingsfout
  • Hits zijn correcte voorspellingen, maar er zijn ook foute voorspellingen: fout positief en fout negatief.
  • sucessrate is de Hits (sensitiviteit + specificiteit) vergeleken met de missers (fout positief/negatief). Het percentage mensen dat juist geclassificeerd word.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat zijn sensitiviteit en specificiteit volgens de beslistheorie over validiteit? hoe beïnvloeden ze elkaar. Wat is cut off?

A

Sensitiviteit is het deel van mensen die binnen een classificatie hoort en ook geclassificeerd worden door de test
- Specificiteit is de gevoeligheid voor het deel van de mensen wat niet binnen de classificatie hoort en daar ook niet binnen geclassificeerd worden door de test
- Hogere specificiteit is lagere sensitiviteit en andersom
- Cut off is hoeveel mensen er op basis van de test geclassificeerd worden vergeleken met hoeveel mensen daadwerkelijk binnen de classificatie vallen (bijvoorbeeld 55 van de 100 testnemers heeft Alzheimer)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is begripsvaliditeit? hoe kan je hem bepalen (3)

A
  • de mate waarin de test een goede afspiegeling is van het gedrag dat je wilt bepalen
    1.je kijkt naar de correlatie met een een andere test convergent en discriminant.
    2. Factor analyse (je kijkt statistisch uit hoeveel losse factoren een construct bestaat) EFA is als je geen verwachtingen hebt en CFA is als je wel verwachtingen hebt.
    3, Groepen vergelijken: Score van mensen op de test bij groepen met een ander mate van het construct of na interventie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is het verschil tussen convergente en concurrente validiteit? van welke validiteit maken ze deel uit?

A
  • Convergent (begripsvaliditeit): samenhang met andere tests om te kijken of je hetzelfde meet
    Concurrent (criteriumvaliditeit): Voorspelling op ander meetinstrument om te kijken hoe goed je test iets voorspelt.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn multimethod en multitrait voor begripsvaliditeit? is het convergent of discriminant? Wat zijn A’s, B’c C’s en D’s volgens de matrix? welke hoort het hoogst en laagst te zijn bij hoge begripsvaliditeit?

A
  • Multimethod kijkt of meetmethoden die hetzelfde construct meten correleren hebben (convergent).
  • Multitrait kijkt of meetmethoden die iets anders meten samengangen met elkaar (discriminant)
  • a: betrouwbaarheidscoëfficient van een vragenlijst (zou het hoogst moeten zijn)
  • c: convergente validiteit met andere vragenlijsten
  • b: verschillende constructen volgens dezelfde vragenlijst
  • d: verschillende constructen volgens verschillende vragenlijsten (zou het laagst moeten zijn)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is validity shrinkage?

A
  • validity shrinkage: validiteit lager in andere situaties dan in je originele onderzoekssteekproef.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly