Hoorcollege 7 Flashcards

(20 cards)

1
Q

Wat is de organisatie structuur?

A

Organisatiestructuur = de manier waarop het werk in afzonderlijke taken is verdeeld en de wijze waarop deze taken vervolgens worden gecoördineerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de vijf onderdelen van de organisatie volgens het model van Mintzberg?

A
  • uitvoerende kern
  • techno structuur
  • Ondersteunende diensten
  • middenkader
  • strategische top
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de uitvoerende kern?

A

activiteiten met betrekking tot transformatie van input naar output: voorzien input, transformatie input tot output, distributie output, directe ondersteuning.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de techno structuur van een organisatie?

A

Analisten verantwoordelijk voor standaardisatie; op alle niveaus van de hiërarchie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het middenkader van een organisatie?

A

Verbindt de strategische top met de uitvoerende kern: tussenschakel in hiërarchie (top-down en bottom-up), relaties met eigen omgeving, ontwikkelen van strategie voor eenheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat doen de ondersteunende diensten?

A

Verlenen diensten buiten kader van uitvoerend werk; op alle niveaus van de hiërarchie ; mini-organisaties binnen de organisatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de strategische top van een organisatie?

A

Verantwoordelijk voor de effectieve uitvoering van de missie van de organisatie: toezicht en coördinatie, relaties met de omgeving, ontwikkelen van strategie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

voor- en nadelen horizontaal taakspecialisme

A
  • Telkens dezelfde gespecialiseerde taak (horizontale taakspecialisatie) versus taken uitgebreid op hetzelfde niveau (horizontale taakverruiming).
  • Horizontale taakspecialisatie verhoogt productiviteit en efficiëntie, maar kan leiden tot problemen met coördinatie tussen onderdelen en verlies van motivatie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

voor- en nadelen verticaal taakspecialisme

A
  • Weinig controle over het werk (verticale taakspecialisatie) versus taken uitgebreid opeen hoger niveau (verticale taakverruiming).
  • Verticale taakspecialisatie zorgt voor meer overzicht (scheiding uitvoering en controle), maar kan leiden tot problemen met coördinatie tussen niveaus en verlies van motivatie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is formalisatie?

A

De mate waarin gedrag van werknemers binnen een organisatie gereguleerd wordt. (door functie, inhoud van werk of door de regels.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waartoe leidt een smalle/steile span of controle?

A

Direct toezicht of onderlinge aanpassing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de span of controle?

A

Span of control = aantal functionarissen aan wie direct leiding wordt gegeven.
Hierin heb je breed/plat versus smal/steil

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is horizontale decentralisatie?

A

Mate waarin niet-managers besluitvorming beheersen (analisten, ondersteunende diensten en uitvoerende kern)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waartoe leidt een brede/platte span of controle

A

Standaardisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is selectieve en wat is parallele decentralisatie?

A
  • Selectief: verspreiding van beslissingsbevoegdheid over verschillende plaatsen in de organisatie.
  • Parallel: bevoegdheid over verschillende beslissingen wordt gedelegeerd naar één plaats.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is verticale decentralisatie?

A

Delegeren van formele macht naar lagere niveau’s

12
Q

Hoe ziet een stabiele, eenvoudige omgeving eruit?

A

Gecentraliseerd.
Bureaucratisch.
(standaardisatie van werkprocessen).

13
Q

Hoe ziet een dynamische, eenvoudige omgeving eruit?

A

Gecentraliseerd.
Organisch.
(direct toezicht)

14
Q

Hoe ziet een stabiele, complexe omgeving eruit?

A

Gedecentraliseerd.
Bureaucratisch.
(standaardisatie van vaardigheden).

15
Q

Hoe ziet een complexe, dynamische omgeving eruit?

A

Gedecentraliseerd.
Organisch.
(onderlinge aanpassing).