Inleiding Medische Terminologie Flashcards

(178 cards)

1
Q

Hernia / herniae

A

Breuk / breuken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Nervus / nervi

A

Zenuw / zenuwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Medicus / medici

A

Arts / artsen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Labium / labia

A

Lip / lippen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Ovarium / ovaria

A

Eierstok / eierstokken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Naevus uitspraak neevus

A

Pigmentvlek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Eufoor uitspraak uifoor

A

Overdreven vrolijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

a of an

A

Niet of zonder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Anti

A

Tegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Dys

A

Slecht of abnormaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hyper

A

Vermeerderd of verhoogd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hypo

A

Verminderd of verlaagd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Infra

A

Onder of beneden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Supra

A

Boven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Inter

A

Tussen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Intra

A

Binnen of in

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Extra

A

Buiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Oligo

A

Weinig of zelden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Poly

A

Veel of vaak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Peri

A

Rondom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Pre

A

Voor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Post

A

Na

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Sub

A

Onder of bijna

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Ante

A

Naar voren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Retro
Naar achteren
26
Mono
Een of alleen
27
Uni
Een
28
Di
Twee
29
Tri
Drie
30
Anovulatie
Zonder ovulatie
31
Anticonceptie
Het tegengaan van conceptie= bevruchting
32
Dysgrafie
Stoornis in schrijven
33
Hypertensie
Verhoogde tensie = bloeddruk
34
Hypotensie
Verlaagde tensie= bloeddruk
35
Infraclaviculair
Onder de clavicula = sleutelbeen
36
Supraclaviculair
Boven de clavicula
37
Intercellulair
Tussen de cellen
38
Intrathoracaal
In de thorax = borstkast
39
Extrathoracaal
Buiten de thorax = borstkast
40
Oligomenorroe
Weinig menstruatie (met grote tussenpozen )
41
Polymenorroe
Vaak menstruaties (met kleine tussenpozen )
42
Perineuraal
Rondom de neuron = zenuw
43
Prenataal
Voor de geboorte
44
Postnataal
Na de geboorte
45
Subileus
Onvolledige ileus = darmafsluiting
46
Unilateraal
Aan een zijde
47
Bilateraal
Aan twee of beiderzijds
48
Trisomie
Het aanwezig zijn van drie chromosomen
49
Oma of oom
Gezwel
50
Itis
Ontsteking
51
Ose
Ziekte of aandoening
52
Scoop
Kijker scopie = kijken
53
Ectomie
Het uitsnijden van
54
Resectie
Slechts een deel van het orgaan wordt weggesneden
55
Nefroom
Tumor uitgaande van nierweefsel
56
Nefritis
Ontsteking van de nier
57
Nefrose
Aandoening aan de nier
58
Cystoscopie
Het bekijken van de blaas
59
Nefrectomie
Het operatief verwijderen van de nier
60
Nierresectie
Het verwijderen van een deel van de nier
61
Vena / venae
Ader / aders
62
Caudaal
In richting v/h voeteneinde van het lichaam
63
Craniaal
In de richting van het hoofdeinde
64
Rostraal
In de richting van het hoofdeinde
65
Centraal
In het midden van het lichaam
66
Mediaal
In de Richting van het midden lichaam
67
Proximaal
Het meest bij het midden van het lichaam gelegen
68
Distaal
Richting het uiteinde van het lichaam
69
Perifeer
Het verst van het midden van het lichaam
70
Lateraal
Aan de zijkant van het lichaam
71
Ventraal
Aan de buikzijde (abdominaal)
72
Dorsaal
Aan de rugzijde
73
Anterior
Aan de voorkant
74
Posterior
Aan de achterkant
75
Abductie
Zijwaartse beweging van de middellijn af
76
Adductie
Zijwaartse beweging naar de middellijn toe
77
Flexie
Buigen
78
Anteflexie
Naar voren buigen
79
Retroflexie
Naar achteren buigen
80
Extensie
Strekken
81
Anteversie
Naar voren kantelen
82
Retroversie
Naar achteren kantelen
83
Versie
Kantelen
84
a.= slagader
Arterie
85
aa.
Arteriën
86
art.
Articulatio= gewricht
87
Cart.
Cartilago= kraakbeen
88
gl.
Glandula= klier
89
Lig.
Ligament= bindweefselband
90
m.
Musculus= spier
91
n.
Nervus= zenuw
92
V.
Vena = ader
93
vv.
Venen
94
Acuut
Plotseling ontstaan
95
Allopathie
Geneeswijze waarbij ziekten worden behandeld met stoffen die normaal gesproken niet de aandoening kunnen veroorzaken, in tegenstelling tot homeopathie
96
Anamnese
Medische voor geschiedenis die de patiënt vertelt
97
Anatomie
De wetenschap die de opbouw van het menselijk lichaam bestudeert
98
Anesthesie
Gevoelloos maken
99
Antibiotica
Geneesmiddelen tegen bacteriën
100
Benigne
Goedaardig
101
Cardioloog
Internist die zich richt op hartaandoening
102
Chirurg
Arts die operaties verricht
103
Chronisch
Langdurig, slepend
104
Complicatie
Verwikkeling
105
Conservatief
Zonder operatief ingrijpen
106
Cryotherapie
Behandeling met kou
107
Curatie
Genezing
108
Curatief
Genezend
109
Dermatoloog
Medisch specialist voor huidaandoeningen
110
Diagnose
Het onderkennen van de aard van een ziekte
111
Diathese
Aanleg
112
Dominant
Betreffende erfelijkheid: eigenschap uit zich al als deze heterozygoot aanwezig is
113
Donor
Iemand die een orgaan, weefsel of cellen afstaat ten behoeve van de behandeling van een ander mens
114
Echografie
Beeldvorming d.m.v. Ultrageluidsgolven
115
Ectomie
Het uitsnijden van
116
Elektrotherapie
Behandeling met elektrische stromen
117
Endocrinoloog
Internist die zich richt op aandoeningen van de hormoonproducerende organen
118
Farmacie
Bereiding van geneesmiddelen
119
Farmacotherapie
De behandeling met geneesmiddelen
120
Fataal
Noodlottig, soms foutief gebruikt als letaal
121
Flagel
Zweepdraad voor voortbeweging
122
Fysiologie
De wetenschap die het functioneren van het menselijk lichaam bestudeert
123
Gastro-enteroloog
Internist die zich richt op aandoeningen van het maagdarmkanaal
124
Genetica
Erfelijkheidsleer
125
Geriaters
Specialist voor ouderen
126
Gynaecoloog
Vrouwenarts
127
Heliotherapie
Behandeling met licht
128
Hematoloog
Internist gespecialiseerd in bloedziekte
129
Hereditair
Erfelijk
130
Hetrozygoot
Met ongelijke erfelijke eigenschappen
131
Homozygoot
Met gelijke erfelijke eigenschappen
132
Hydrotherapie
Behandeling met water
133
iatrogeen
Veroorzaakt door de arts, bijvoorbeeld een bijwerking van een behandeling
134
Indicatie
Aanwijzing, maar ook een reden om een behandeling in te stellen
135
Infaust
Ongunstig
136
Intensive care
Intensieve zorg: zorgvuldige bewaking van een ernstige ziekte
137
Intoxicatie
Vergiftiging
138
Itis
Ontsteking
139
Juveniel
Jeugdig
140
Letaal
Dodelijk
141
Maligne
Kwaadaardig
142
Maligniteit
Kwaadaardige ziekte, kanker
143
Mechanotherapie
Behandeling met mechanische krachten, o.a geluidsgolven
144
Metabolisme
Stofwisseling
145
Morbus
Ziekte
146
Mors
Dood
147
Nefroloog
Internist gespecialiseerd in nierziekten
148
Neonaat
Pasgeborene
149
Neonatoloog
Medisch specialist voor pasgeborene
150
Neuroloog
Medisch specialist voor aandoeningen van het zenuwstelsel
151
Obductie
Lijkschouwing
152
Obstetricus
Vrouwenarts die gespecialiseerd is in het verrichten van bevallingen
153
Oncoloog
Internist voor maligne aandoeningen
154
Palliatief
Verzachtend
155
Pathologie
Wetenschap die de ziekten bestudeert: hoe ziekten ontstaan en verlopen
156
Preventie
Het voorkomen van ziekten
157
Prognose
Vooruitzicht
158
Psychisch
Geestelijk
159
Pulmonoloog
Internist die zich richt op aandoeningen van de longen of luchtwegen
160
Radiologie
De leer van (rontgen) straling
161
Radiotherapie
Behandeling met (rontgen) straling
162
Recessief
Betreffende erfelijkheid: eigenschap uit zich alleen als deze homozygoot aanwezig is
163
Regressief
In afnemende mate
164
Remissie
Tijdelijke verbetering van ziekte
165
Sectie
Lijkschouwing
166
Somatisch
Lichamelijk
167
Symptoom
Ziekteverschijnsel
168
Syndroom
Een vaste combinatie ziekteverschijnselen die steeds samen voorkomen
169
Thermotherapie
Behandeling met warmte
170
Tractus
Orgaanstelsel
171
Transplantatie
Overbrengen van levend weefsel naar een andere plaats bij dezelfde persoon of een ander
172
Trauma
Verwonding
173
Vaccinatie
Het actief immuniseren met behulp van inentingsvloeistof (vaccin)
174
De Latijnse term voor boven is?
Supra
175
De Latijnse term voor verminderd is
Hypo
176
Het Latijnse voorvoegsel ante betekent
Naar voren
177
Het voorvoegsel Oligo betekent
Weinig
178
Welke specialist zal Cystoscopie verrichten
Uroloog