Leren&Veranderen Week 1&2 Flashcards

1
Q

Smal leren

A
  • Leren doe je op school
  • Bewust kennis opdoen
  • Gerichte activiteit op leren
  • Individueel, in je eigen bulb
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Breed leren

A
  • Leren doe altijd en overal
  • Onbewuste leerprocessen
  • Neveneffect van sociale interacties
  • Sociaal proces met sociale resultaten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Persoonlijke leergeschiedenis

A
  • Door eerder ervaringen, sociale interactie, wat je leest en na te denken
  • Aangeboren aanleg, concrete toevallige situaties, bredere sociaal culturele context
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Referentiekader

A
  • Past zich continu aan

- Het geheel van mijn persoonlijke waarden, normen, ervaringen, kennis en standpunten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is leren

A
  • Betekenisgeving door het kijken door mijn eigen bril

- Betekenis toekennen aan de wereld om ons heen en onszelf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een leertheorie?

A
  • Een leertheorie beschrijft vanuit zijn eigen perspectief wat leren is en gaat uit van eigen ideeën
  • Elke theorie heeft zijn eigen invalshoek, aspecten en doel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

4 leertheorieën

A
  1. Behaviorisme 1920
  2. Cognitivisme 1940
  3. (Structurele) Constructivisme 1960
  4. Ervaringsleren 1980
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Behaviorisme

A
  • Leren is verandering van waarneembaar gedrag. Over wat niet waarneembaar is valt alleen te speculeren
  • Onderzocht bij dieren
  • Pavlov, Watson, Thorndike, Skinner
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Pavlov Behaviorisme

A
  • Gedrag wordt gevormd als reactie op een prikkel

- Klassiek conditioneren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Klassiek conditioneren

A

Een vorm van leren waarbij het koppelen van twee prikkels/stimuli ervoor zorgt dat de reactie op een van deze prikkels/stimuli verandert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Watson Behaviorisme

A
  • Leren is het tot stand komen van een verbinding tussen een stimulus en een respons
  • Angst, woede, liefde zijn aangeboren emoties die door conditioneren aan allerlei (voor iedereen) andere stimuli worden gekoppeld
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Thorndike Behaviorisme

A
  • 3 wetten

- Belonen werkt beter dan straffen (operant conditioneren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wet 1 Thorndike

A
  • De wet van bereidheid

- hongerig dier reageert op voedsel, verzadigd dier niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wet 2 Thorndike

A
  • De wet van de herhaling

- Oefening baart kunt. herhaling versterkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wet 3 Thorndike

A
  • De wet van het effect

- Een beloning versterkt het gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Trial and error

A
  • Lukt het? Sterkere stimulus-responsverbinding

- Lukt het niet? Zwakkere stimulus-responsverbinding

17
Q

Skinner Behaviorisme

A
  • Waarom straffen? Het werkt belonend voor diegene die straft
  • Wat moeten we dan? Negeren ongewenst gedrag, Afleiden
18
Q

Operant conditioneren

A

Waarbij de reactie van een persoon of dier wordt gevolgd door een straf of beloning

19
Q

Cognitieve leertheorie

A
  • Leren is een proces van infoverwerking
  • Legt nadruk op mentale processen (opslaan, ordenen, terug vinden en gebruiken van informatie)
  • We verwerken als mens info in wisselwerking tussen de omgeving en persoon (opgeslagen als mentale processen)
  • Piaget, Bandura
20
Q

Piaget

A
  • Je wordt geboren met schema’s/programma’s waarmee je op je omgeving kan reageren
  • Schema’s vormen de cognitieve structuur
21
Q

We passen onze schema’s aan bij nieuwe kennis. Hoe?

A
  • Assimileren

- Accomenderen

22
Q

Assimileren

A
  • Nieuwe kennis in bestaand schema
  • Schema is uitbreid
  • Langzaam proces
23
Q

Accomenderen

A
  • Aanpassen in bestaand schema bij nieuwe kennis
  • Nieuwe/aangepast schema
  • Plotselinge verandering
24
Q

Bandura

A
  • De bron van informatie is sociaal

- Model-leren (leren door observatie)

25
Q

Model-leren (leren door observatie) wordt beïnvloedt door 4 factoren. Welke zijn dat?

A
  • Aandacht
  • Onthouden
  • Omzetten in gedrag
  • Motivatie (self-efficacy)
26
Q

Self-efficacy

A

Het geloof dat mensen hebben in hun eigen kunnen

27
Q

Cognitieve processen

A
  • Het proces waarbij alles wat wordt waargenomen omgezet wordt in informatie
  • Dit kan leiden tot onjuiste opvattingen (onjuiste info, waarneming is onvolledig, verkeerde conclusie getrokken)
28
Q

Cognitieve attributie (ik vind dit zelf moeilijk dus als het niet duidelijk is, zoek het zelf even op)

A

-De manier waarop mensen verklaringen zoeken voor succes of falen

29
Q

Cognitieve dissonantie ((ik vind dit zelf moeilijk dus als het niet duidelijk is, zoek het zelf even op)

A

-Cognitieve dissonantie is de onaangename spanning die iemand ervaart bij tegenstrijdige overtuigingen, ideeën of opvattingen of bij handelen in strijd met de eigen overtuiging

30
Q

Externe attributie

A

Het toekennen van de oorzaak van het probleem buiten jezelf (remt leerproces)

31
Q

Interne attributie

A

Wat had ik er zelf aan kunnen doen? (bevordert leerproces)