Loopbanen Week 1&2 Flashcards

1
Q

Wat is een loopbaan?

A
  • Verwijzing naar een vakgebied/professie/werkverleden van een persoon
  • Ontwikkelingsproces of natuurlijk verloop
  • Carrière
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Loopbaan volgens Inkson

A
  • Van wieg tot het graf

- De steeds verder uitbreidende reeks van werkervaringen die iemand in de loop van de tijd opdoet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Loopbaan volgens van Vianen

A
  • Loopbaanontwikkeling is een continu proces van integratie van personen en omgevingen
  • Een levensloopbaan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Voor 1900 invloed sociale omgeving

A
  • Loopbaan als erfenis

- Werkte een vader bij Philips, dan ging zijn zoon daar ook werken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Matching, vanaf 1909

A
  • Mensen kiezen beroepen die het beste bij hen passen

- Individuele verschillen: Ontwikkeling van persoonlijkheidspsychologie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Loopbaanfasen, vanaf 1950 (lineaire benadering)

A
  • Mensen ontwikkelen zich volgens bepaalde patronen en loopbanen dus ook
  • Het leven heeft verschillende fasen/levensrollen
  • Life career rainbow van Super
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Loopbaan leerprocessen, Vanaf 1980/1990

A
  • Loopbanen beginnen te veranderen
  • Mensen worden zelf meer verantwoordelijk voor hun eigen loopbaan
  • ‘Grenzeloze’ en hybride loopbanen (meerdere banen tegelijkertijd)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Career adaptability, huidige tijd

A
  • Leren je aan te passen aan veranderende omstandigheden
  • Nieuwe kijk op het begrip ‘passend werk’
  • Nieuwe 21st century skills
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe maak je keuzes? 2 systemen

A
  1. snel systeem: snel voorbijgekomen

2. lang systeem: ruiken, proeven, zien, ontdekken. meer inspanning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

5 loopbaancompetenties

A
  1. Kwaliteiten (reflectie)
  2. Motieven (reflectie)
  3. Netwerken
  4. Loopbaansturing
  5. Werk exploratie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q
  1. Kwaliteiten (reflectie)
A

Wat zijn je kwaliteiten en eigenschappen? etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q
  1. Motieven (reflectie)
A

Wat zijn mij wensen en waarden? waarom?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q
  1. Netwerken
A

Wie gaat mij helpen met mijn keuze?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q
  1. Loopbaansturing
A

Hoe bereik ik wat ik wil? Welke acties moet ik nemen?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q
  1. Werk exploratie
A

Wat vind je nu zo leuk aan … ? Wat moet je daarvoor kunnen?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly