Les 3 Flashcards
(158 cards)
1
Q
Hoe is ze?
A
Wie ist sie?
2
Q
de karaktereigenschap
A
Charaktereigenschaft
3
Q
slordig
A
unordentlich
4
Q
druk
A
lebhaft
5
Q
sportief
A
sportlich
6
Q
romantisch
A
romantisch
7
Q
pessimistisch
A
pessimistisch
8
Q
grappig
A
lustig
9
Q
het tweetal
A
Paar
10
Q
volgens mij
A
meiner Meinung nach
11
Q
erg
A
sehr
12
Q
het type
A
Typ
13
Q
doen (doe9
A
machen
14
Q
de persoonlijkheidstest
A
Persönlichkeitstest
15
Q
rustig
A
ruhig
16
Q
netjes
A
ordentlich
17
Q
serieus
A
ernst(haft)
18
Q
optimistisch
A
optimistisch
19
Q
gul
A
großzügig
20
Q
egoistisch
A
egoistisch
21
Q
introvert
A
introvertiert
22
Q
extravert
A
extrovertiert
23
Q
praktisch
A
praktisch
24
Q
de teamspeler
A
Teamspieler
25
zelfstandig
selbstständig
26
contact leggen
Kontakt aufnehmen
27
gereserveerd
reserviert
28
vooruitstrevend
progressiv
29
conservatief
konservativ
30
dagdromer
Träumer
31
nuchter
nüchtern
32
beleefd
höflich
33
kortaf
kurz angebunden
34
heel (erg)
ganz (schön)
35
helemaal niet
überhaupt nicht
36
best wel
so ziemlich
37
dan
dann
38
allebei
beide
39
beschrijven
beschreiben
40
blond
blond
41
het meisje
Mädchen
42
het kopieerapparaat
Kopierer
43
naast
neben
44
slank
schlank
45
klein
klein
46
het plaatsje
Ort
47
kijken
schauen
48
aardig
nett
49
inderdaad
tatsächlich
50
tja
tja
51
iedereen
jedermann
52
zoals
wie
53
beantwoorden
beantworten
54
het uiterlijk
Aussehen
55
How ziet ze eruit?
Wie sieht sie aus?
56
eruitzien
aussehen
57
groot
groß
58
het kind
Kind
59
gebruiken
verwenden
60
gezellig
gemütlich
61
lief
lieb
62
de vader
Vater
63
de broer
Bruder
64
de zoon
Sohn
65
de oom
Onkel
66
de neef
Vetter / Neffe
67
de opa
Opa
68
de zwager
Schwager
69
de moeder
Mutter
70
de zus
Schwester
71
de tante
Tante
72
de nicht
Cousine
73
de schoonzus
Schwägerin
74
horen
hören
75
hun
ihre
76
beste
besten
77
de informatie
Information
78
het schema
Schema
79
de relatie
Beziehung
80
de klasgenoot
Klassenkamerad
81
de buurvrouw
Nachbarin
82
de buurman
Nachbar
83
het familielid
Familienmitglied
84
weten (weet)
wissen
85
de pagina
Seite
86
de partner
Partner
87
ontbrekend
fehlend
88
de voornaam
Vorname
89
de eigenschap
Eigenschaft
90
blauw
blau
91
het oog
Auge
92
donker
dunkel
93
lang
lang
94
de snor
Schnurrbart
95
bruin
braun
96
aantrekkelijk
attraktiv
97
de baard
Bart
98
dragen
tragen
99
de bril
Brille
100
kort
kurz
101
mooi
schön
102
kaal
kahl
103
dik
dick
104
knap
hübsch
105
erbij horen
zusammen gehören
106
ik houd van hem
ich liebe ihn
107
houden van
lieben / mögen
108
zussen
Schwestern
109
ik vind ze erg knap
ich finde sie sehr schön
110
de tweeling
Zwilling
111
het verschil
Unterschied
112
opvallen (valt op)
auffallen
113
de lengte
Größe
114
staan
stehen
115
volgens
zufolge
116
zoeken
suchen
117
het boek
Buch
118
voorlezen (lees voor)
vorlesen
119
aanvullen
ausfüllen
120
van rol wisselen
Rolle wechseln
121
de rol
Rolle
122
groeten
Grüße
123
een paar
einige
124
heerlijk
herrlich
125
eten
essen
126
fietsen
Fahrrad fahren
127
het jaar
Jahr
128
voor
für
129
makkelijk
einfach / leicht
130
de hulp
Hilfe
131
de steun
Unterstützung
132
bedankt
danke
133
duizende
tausende
134
veel liefs
alles Liebe
135
het concert
Konzert
136
spelen
spielen
137
de band
Band
138
appen
WhatsAppen
139
allerliefst
allerliebst
140
heel
sehr
141
de wereld
Welt
142
het feest
Fest
143
30 worden
30 werden
144
speciaal
speziell
145
enorm
enorm
146
helpen
helfen
147
geholpen
geholfen
148
nooit
nie
149
vergeten
vergessen
150
het cadeau
Geschenk
151
de gezelligheid
Gemütlichkeit
152
de vriendschap
Freundschaft
153
ik wil graag
ich möchte gerne
154
trouwen
heiraten
155
het ras
Rasse
156
vals
falsch / bösartig
157
de grootouders
Großeltern
158
Er
temporäres Subjekt
